Binck - J a c o b, West-Duitsch schilder, graveur, medaille-snijder; ca. 1500 te Keulen, ♱ 1569 te Koningsbergen. Aanvankelijk stond hij sterk onder den invloed van de Neurenberger Dürerschool, vooral van de gebr.
Beham. Omstreeks 1525 reist hij naar Nederland, maar zijn levenstaak vindt hij ca. 1530 te Kopenhagen, waar hij hofschilder wordt. Gedurende zijn verblijf in Denemarken reist hij (1541) naar Zweden en schildert er o.a. het portret van koning Gustaaf Wasa. Met een bestelling van Albrecht van Pruisen komt hij in 1549 te Antwerpen bij Comelis Floris: deze moet nl. een grafplaat ontwerpen voor Albrecht ’s gemalin Dorothea van Denemarken. Na 1552 wijdt hij zich geheel aan den dienst van het Pruisische hof en vestigt zich metterwoon in Koningsbergen.
Vele van zijn kopergravuren zijn copieën van Duitsche (Dürer, de Beham’s, Schongauer) en Ital. (Marcantonio, Caraglio) meesters. Enkele houtsneden van B. zijn bekend. Zijn bewaarde schilderstukken zijn portretpaneelen o.a. van Gustaaf Wasa en enkele Deensche edelen (zoo in het slot te Frederiksborg). Dat hij ook beeldhouwer zou geweest zijn, wordt heden niet meer aangenomen: de hem indertijd toegeschreven werken kunnen met grooter waarschijnlijkheid aan Corn. Floris worden toegeschreven.
Lit.: Merlo, Kölner Künstler (1895, 71 vlg.); Lichtwark, Ornamentstich der Deutschen Frührenaissance (blz. 207) ; Ehrenberg, Die Kunst am Hofe der Ilerzoge von Preussen (1899). Knipping.