Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Biesbosch

betekenis & definitie

Biesbosch - ook Bergsche Veld genoemd, een nog niet volledig bedijkt gebied, gelegen tusschen het Land van Altena en het Eiland van Dordrecht; in het N. grenzende aan de Beneden-Merwede, in het Z. aan den Amer; opp. ca. 14250 ha, waarvan in Noord-Brabant ca. 10000 ha, en het overige deel in Zuid-Holland. De B. houdt nog steeds den beruchten St.

Elisabethsvloed van 18 Nov. 1421 in herinnering, toen door een storm uit het W., gepaard gaande met hoog opperwater der rivieren, de Groote Waard werd vernield. Reeds vroeg begon men aan de randen wederom in te polderen: in de 15e eeuw in het W. van het Land van Altena, bij Zevenbergen, de Langstraat en in de Hoeksche Waard; bij Dordrecht pas in 1603. Door het graven van de Nieuwe Merwede dwars door den Biesbosch heen, in de tweede helft der vorige eeuw en van de Verlegde Maas in het begin dezer eeuw, is voortaan de waterverdeeling aan vaste regels gebonden. Bij vloed stroomt het water de tallooze killen binnen en wordt soms nagenoeg het geheele gebied geïnundeerd.

De B. dankt zijn naam aan de met biezen bezette eilandjes, die alleen nog in het Z.W. voorkomen. Door de biezen wordt de aanslibbing bevorderd en gaat men over tot rietaanplant. In het volgend stadium legt men er een lage kade omheen en begint de griendcultuur. Eindelijk wordt het wei- of bouwland. Deze ontwikkelingsvormen komen momenteel alle in den B. voor.

Het aantal bewoners bedraagt hoogstens 600; het zijn hoofdzakelijk kolonisten in de bouwpolders. De riet- en griendlanden kennen geen vaste bewoners: de arbeiders vertoeven er de geheele week in keten; Zaterdags trekken ze naar huis. Vooral in den winter en in de lente vraagt dit gebied werk. Deze velden liggen daar, waar nog een krachtige eb en vloed is, nl. ten N. van den Amer, of waar het riet direct wordt verwerkt, nl. langs de Beneden-Merwede, tegenover Sliedrecht.

De omkade buitenpolders nemen een steeds grootere oppervlakte in. Ze liggen in het N. van den Brabantschen B., waar ze in gebruik zijn voor den landbouw, en ten W. van het Land van Altena, waar ze uit grasland bestaan. Er heerscht uitsluitend grootgrondbezit, vooral Staats- en Kroondomein. De werkkrachten komen hier uit de omringende gemeenten; door het betere verkeer wordt het aantal, dat in de primitieve keten moet verblijf houden, kleiner.

De Brabantsche B. werd ca. 1870 aan de N. en N.W. zijde afgesloten door den bandijk langs de Nieuwe Merwede, van Werkendam tot de Deeneplaat, tegenover Lage Zwaluwe. Alleen bij vloed zijn de killen bevaarbaar, de kleinere killen in N. en O. steeds minder door de voortschrijdende aanslibbing. In het N. overheerscht de landbouw, in ’t Z.O. het grasland en in het Z.W. de griend- en rietcultuur. In den landbouwhoek werden veel wegen door het Domein aangelegd; ze loopen van den bandijk den B. in. Een veer onderhoudt de verbinding met den Kop van ’t Land, op het Eiland van Dordrecht.

Toch is het isolement nog groot, geen kerken en slechts één schooltje, nl. te Kievitswaard; daarom kan men er nagenoeg geen vaste arbeidskrachten krijgen. De verspreid staande boerderijen zijn op hoogten of tegen de kaden aangebouwd. Ten O. van de Bakkerskil ligt veel laag, omkaad grasland; door de gebrekkige verkeersmiddelen treft men er nagenoeg uitsluitend vetweiderij aan. Het Z.W. deel is het jongst; de weinige, zeer geïsoleerde polders behooren grootendeels tot de gemeente Made c.a. De riet- en griendcultuur overheerscht er sterk.

Het woonvraagstuk in den Brab. B. is zeer nijpend. In 1931 werd door de Arbeidsinspectie een onderzoek ingesteld naar den toestand der woonketen. In totaal werden 83 keten onderzocht; geen enkele voldeed geheel aan alle bepalingen van het Ketenbesluit 1924; vooral was hun toestand op de particuliere bedrijven treurig.

De Hollandsche B. ligt ten N. en ten Z. van het Eiland van Dordrecht, door de nieuwe inpoldering van 1926 voortaan in tweeën gedeeld. De Beneden-Merwede heeft geen Zuiderdijk; riet- en griendcultuur komen er nog voor, maar steeds meer landbouw en veeteelt; deze landen zijn rijp voor bedijking. Plannen hiertoe zijn opgesteld en omvatten een gebied van ongeveer 1500 ha opp. Deze inpoldering zal ook nieuwe perspectieven openen voor een harmonische uitbreiding van Dordrecht.

Het geïsoleerde Biesboschlandschap, doorsneden door talrijke killen, vormt een ernstig verkeersobstakel tusschen Noord-Brabant en Holland: spoor- en landwegen moeten het mijden. Steeds meer wordt een groote transversaalverbinding N.W.-Z.O. noodig, dwars door den B. heen, zoodat het sterk geïndustrialiseerde Z. deel van Nederland betere verbindingen krijgen zal met de Hollandsche havensteden; ontsluiting van het gebied dus, gepaard gaande met opheffing van haar scheiding tusschen deze economisch op elkaar aangewezen landschappen.

Lit.: dr. A. A. Beekman, De St. Elizabethsvloed (Geschiedk. Atlas van Ned.: De Bourgondische Tijd; 1915); Fr.

Landmeter, Uit het gebied van den voorm. en tegenw. Biesb. (Tijdschr. voor Econ. Geogr., 1929); Onderzoek naar den toestand van de woonketen in den N. Br. Biesb. (Centr. verslag der Arbeidsinspectie in het Kon. der Ned. 1932).

v. Velthoven.

< >