Bezetting - (Volkenrecht), feitelijke inbezitneming van het geheele of gedeeltelijke grondgebied van een vijandelijken staat door leger van de tegenpartij, waarbij deze ook daadwerkelijk het gezag over het bezette uitoefent. Stond in vroeger tijd bezetting gelijk met het verkrijgen van het volledige staatsgezag, zoodat de bezetter het beschikkingsrecht had, zoo is sinds het midden der 18e eeuw verandering gekomen, waardoor het verschil tusschen militaire bezetting en gebiedsvermeerdering door verovering duidelijk aan den dag kwam.
De nieuwe leer is uitgedrukt in art. 42—56 van het reglement betreffende de wetten en gebruiken van den oorlog te land, dat aansluit bij het 4e verdrag van de Haagsche Vredesconferentie. Bezetting is een feitelijke, geen rechtstoestand. Daarom blijven de rechterlijke macht en de niet-politieke ambtenaren in dienst. De bezetting heeft tengevolge, dat op het bezette gebied oorlogsrecht geldt. De bezetter is verplicht, als het gezag feitelijk aan hem is overgegaan, om zooveel mogelijk de openbare orde en het openbare leven te herstellen en te verzekeren, zulks met eerbiediging van de in het land geldende wetten. Alle door hem genomen maatregelen moeten daarom bij het ophouden der bezetting als geldig erkend worden.
De bezetter is verplicht de eer en de rechten van het gezin, het leven der personen en het bijzondere eigendom alsmede de godsdienstige overtuiging en de uitoefening van de eerediensten te eerbiedigen (art. 46). Over het nemen van gijzelaars zijn de meeningen verdeeld. Belasting heffen mag de bezetter slechts volgens de geldende regels. Andere heffingen zijn slechts geoorloofd ter voorziening in de behoeften van het leger en het bestuur van het bezette grondgebied, waarvoor steeds een ontvangstbewijs afgegeven moet worden. Art. 60 verbiedt uitdrukkelijk gemeenschappelijke straf in geld of anderen aard op te leggen aan de geheele bevolking op grond van persoonlijke handelingen, waarvoor zij niet geheel aansprakelijk kan worden gesteld. Deportaties zijn niet toegestaan.
Het verrichten van persoonlijke diensten kan niet tot gevolg hebben, dat de bevolking daardoor deelneemt aan de krijgsverrichtingen tegen haar vaderland (art. 52). Wat staatseigendom betreft, heeft de bezetter het vruchtgebruik en daaraan verbonden verplichtingen. Oorlogsmiddelen en alle vervoermateriaal kunnen in beslag genomen worden, zelfs als zij aan bijzondere personen toebehooren. Inbeslagneming van alles, wat voor den eeredienst, kunsten, wetenschappen en liefdadigheid bestemd is, is verboden. Ook vernietiging en beschadiging is verboden en moet gestraft worden. Deze regels zijn echter niet altijd in eiken modernen oorlog volkomen opgevolgd geweest.