Beyrich - Heinrich Ernst, Duitsch geoloog. * 31 Aug. 1815 te Berlijn, † 9 Juli 1896 aldaar. B. studeerde in de natuurwetenschappen te Berlijn en Bonn.
In 1837 promoveerde hij in Berlijn met een studie over de fossielen van het Middelgebergte van den Rijn. Hierna benoemd tot assistent aan het Mineralogisch Museum. Van 1838-1840 maakte B. een studiereis naar de Zwitsersche Jura, Zuid-Frankrijk en Italië. In 1841 vestigde hij zich weder te Berlijn, waarna hij in 1842 begon met de geologische opname van Silezië. In 1862 werkte B. in Saksen.
Op zijn initiatief besloot de regeering tot de opname van een geologische kaart (1 : 25000) van Pruisen. Van zijn zuiver wetenschappelijke loopbaan het volgende: 1856 B. benoemd tot buitengewoon, in 1866 tot gewoon hoogleeraar in de geologie en paleontologie. 1873 werd B. met Hauchecorne wetenschappelijk leider van den Geol. Dienst. Op het Internationaal Geologen Congres te Bologna werd de leiding bij de vervaardiging eener geologische kaart (1 : 1500000) van Europa opgedragen aan Beyrich, Hauchecorne en Beyschlag.
Werken: Beiträge zur Kenntnis der Versteinerungen des Rheinischen Uebergangsgebirges (Berlijn 1837); Untersuchungen über Trilobiten (1846); Die Conchylien des Norddeutschen Tertiar (1853-1857); Die Krinoiden des Muschelkalks (1857); Ueber Lemnopithecus pentelicus (1860); Ueber einige Cephalopoden aus dein Muschelkalk der Alpen (1867).
Hofsteenge.