Bewindvoerder - (Ned. Recht). Als bewindvoerder wordt in het Ned.
Recht aangeduid iemand, die — hetzij door den rechter, hetzij door een erflater of schenker — aangewezen is als beheerder van aan een ander toebehoorende goederen. Aanwijzing van een bewindvoerder door den rechter geschiedt o.m. wanneer iemand, zonder orde op zijn zaken gesteld te hebben, zijn woonplaats verlaten heeft (➝ Afwezigheid), art. 519 B.W.; of — indien daartoe gronden aanwezig zijn — in afwachting van iemands definitieve onder-curateele-stelling (art. 495 B.W.); of wanneer iemand, wiens onder-curateele-stelling niet noodig is, tijdelijk in een krankzinnigengesticht verpleegd wordt (art. 33 Krankzinnigenwet); in deze beide laatste gevallen pleegt men van provisioneele bewindvoerders te spreken; ook komt de benoeming van bewindvoerders door den rechter nog voor bij ➝ surséance van betaling (art. 222 Faill. wet). Benoeming van een bewindvoerder door een erflater of schenker heeft ten doel de nagelaten, geschonken of in vruchtgebruik gegeven goederen aan de macht van den bevoordeelde te onttrekken, teneinde te voorkomen, dat hij ze zou verspillen. Volgens den Hoogen Raad (23 Jan. 1914) belet het bewind over de goederen, die iemand als erfgenaam verkregen heeft, ook, dat zijne schuldeischers er hunne vorderingen op executeeren.
Niemand is verplicht een bewindvoerder te dulden over de goederen, die hem als zijn wettelijk erfdeel toekomen. Men is niet verplicht om een last van bewindvoerder te aanvaarden, maar heeft men hem eenmaal aanvaard, dan moet men hem ook voleindigen (art. 1088 B.W.). Wanneer hij, die den bewindvoerder heeft aangesteld, niet reeds op andere wijze in diens belooning heeft voorzien, heeft de bewindvoerder recht op 2½% der ontvangsten en 1½% der uitgaven zijner jaarlijksche rekening. De bewindvoerder moet van zijn beheer rekening en verantwoording afleggen. Bij ontstentenis van den benoemden bewindvoerder (bijv. ten gevolge van zijn overlijden tijdens het door hem gevoerde bewind) zal de rechtbank in de benoeming van een nieuwen bewindvoerder voorzien (art. 1067 B.W.).
Stoop.