Bevoegdheid (ned. en belg. recht) - het vermogen rechtsgevolgen in het leven te roepen (daargelaten de bekwaamheid, dat vermogen zelfstandig te doen gelden); de toekenning van b. is nu eens algemeen (vgl. Ned. B.W. art. 2: „Ieder is bevoegd tot het genot der burgerlijke rechten”; vgl. Belg. B.W. art. 7 vlg.) en wordt dan nader bepaald door uitzonderingen: een minderjarige beneden zekeren leeftijd is niet bevoegd te trouwen, kinderen te erkennen, bij uitersten wil te beschikken; een vrouw kan geen scheidsman zijn (voor België betwist), een gehuwde vrouw geen executrice zonder toestemming van haar man; testamentaire beschikkingen kunnen niet geschieden ten behoeve van zekere personen; dan weer is b. naar haar aard beperkt of bepaaldelijk toegekend, zooals het bestuur der huwelijksgemeenschap aan den man, vertegenwoordigingsbevoegdheid aan voogd, curator, lasthebber, scheepskapitein, enz., bevoegdheid om iemands curateele, faillietverklaring, ontzetting uit ouderlijke macht of voogdij te verzoeken.
Voor bevoegdheid (Rechtsvordering), zie Competentie. Voor bevoegdheid tot onderwijs, zie Onderwijsbevoegdheid.
Voor bevoegdheid in bestuursgeschillen, zie Geschillen van Bestuur. Petit.