Beveren - 1° (Waas), rijke en mooie gem. in de Belg. prov. O. Vlaanderen, gelegen aan den straatweg en de spoorlijn van Gent naar Antwerpen door het Land van Waas, halverwege tusschen de metropool en de stad St. Niklaas. Opp. 1 903 ha, zand- en leemgrond; ca. 12 600 inw. Landbouw en veeteelt, tabaknijverheid en klompenmakerijen. Velen moeten buiten Beveren hun werk gaan zoeken: de arbeiders meestal aan den haven te Antwerpen; de arbeidsters in de textielnijverheid te St. Niklaas. Benevens talrijke Lager-Onderwijsinrichtingen dienen nog vermeld: een belangrijke kostschool met huishoudschool voor meisjes, een weeshuis, een hospitaal en een inrichting voor heelkunde.
De Sint Martinus-kerk, met haar vijf beuken, geheel in witte steen gebouwd, werd in den loop der eeuwen meermaals vergroot en veranderd. Van den toren gaan enkele deelen en versieringen zeker op tot de 10e eeuw. De toren werd tot twee maal toe verhoogd en gaat nu door als een typisch voorbeeld van het overgangstijdperk tusschen Romaansch en Ogivaal. Het hoogaltaar werd door Luc Faidherbe gemaakt in 1662. De Christus der doopvont is een merkwaardig stuk uit palmhout gebeeldhouwd (1781) door Philips Nijs uit Temsche. De kerk bezit ook een schat aan goud-, zilver- en borduurwerk.
Heel vroeg telde Beveren verschillende kasteelen; het voornaamste ervan, door Sanderus Het Catrum genoemd en nu gekend als Singelberg, werd totaal herbouwd in de 18e eeuw. Dienen nog vermeld: ’t Hof ter Walle, vermoedelijk uit de 16e eeuw en ’t Oud geestelijk Hof, waarvan eenige deelen nog ouder zijn. Verder een standbeeld van Eximius J. F. Van de Velde, te Beveren geboren (1743), professor in de theologie te Leuven (f 1823).
Geschiedenis. Beveren was heel vroeg een belangrijke gansch onafhankelijke heerlijkheid. Reeds in de 10e eeuw hadden de graven van Vlaanderen te rekenen met den „Heer van Beveren en Slotvoogd van Dixmuiden”. Een Willem van Beveren stierf in Palestina (1181) als maarschalk van Jenisalem. Eerst in 1312 kwam, na verkoop aan Philip de Nevers, de heerlijkheid in handen van den graaf van Vlaanderen. In 1449 wordt ze bezit van het Huis van Bourgondië.
Buiten de gemeente Beveren zelf bevatte zij nog vier poldersgemeenten: Kalloo, Doel, Kieldreclit en Verrebroeck. Verder strekte zich haar heerschappij o.m. tot deelen (het Beversche in. . .) van Belsele, Haasdonk, Waasmunster, Lokeren, St. Niklaas en Antwerpen uit.
Lit.: Sanderus, Flandria illustrata (III 1735); Annales Cerc. arch. Pays de Waas (1864); De Potter en Broeckaert, Gesch. v. d. Gemeenten, Prov. O. Vlaanderen (XXIII); Pijpers, Geschiedkundige schetsen uit Beveren (Waas) (2 dln. 1911); Oudheidkundige inventaris van O. VI. (11e afl. 1915). Blancquaert.
2° Gemeente in de provincie West-Vlaanderen, arr. Kortrijk; ten N.O. van Kortrijk, aan de Leie; opp. 637 ha, ong. 2 500 inw.; kleigrond, weiland, vlasteelt. Kerk met graftombe van de 15e eeuw.
3° Gem. in de prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare, ten N. van Roeselare; opp. 1 061 ha, 2 700 inw.; vlak landbouwland; handelsplaats. De Gotische toren der kerk werd verwoest gedurende den wereldoorlog.
4° Gem. in de prov. West-Vlaanderen, arr. Veume, ten Z. van Veume aan den Yzer. Opp. 1 235 ha; ca. 1 300 inw.; kleiachtige vruchtbare landbouwstreek; hallekerk uit de 15e eeuw. V. Asbroeck.