aldus genoemd naar Beuron in Hohenzollem, standplaats der aartsabdij van de Duitsche Benedictijner Congregatie. Aldaar werd door Dom Desiderius Lenz (1832—1928) een religieuze kunstschool gesticht, met het doel in te gaan tegen het schijn-idealisme en individualisme der romantiek.
Hij zocht het wezen der oud-Grieksche, en voornamelijk der Egyptische kunst te doorgronden. Met een canon, waaraan de gelijkzijdige driehoek ten grondslag ligt, meende hij de wet der evenredigheid, de harmonie der grootheden in de natuur, en dus ook in de kunst, te kunnen vastleggen. Beuroner kunst is vnl. monumentale, decoratieve k. (fresco, reliëf); ook wel vrijstaande beelden, ornamenten, vaatwerk; miniatuur (St. Gabriel te Praag), devotieprentjes. Lenz zelf erkent in Cornelius den meester, die hem den weg wees. Zijn werk kenmerkt zich door vromen zin, rust, waardigheid en overzichtelijkheid.
St. Mauruskapel te Beuron (1870), crypt te Monte-Cassino, Piëta in St. Gabriel te Praag. Tot de Beuroner school behoorden o.a. D. Gabriël Wüger (1829—1892), Lucas Steiner (1849—1906), Paul Krebs, Andr. Göser, Willibrord Verkade.L i t.: Dom Lenz. Zur Acsthetik der Beuroner Schule (Weenen 31912) (Holl. vert. van G. Brom); D. G. Schwind, P. Des.
Lenz, biogr. Gedenkblätter zu seinem 100 Geburtstag (Beuron 1932).
A. Beekman.
Over de beteekenis van Beuron voor de kerkmuziek, > Benedictijnen (Gregoriaansch).