Vanden negen, Mnl. leerdicht, dat een leer wil geven in riddereer door het voorbeeld van de negen beste ridders: drie heidenen: Hector, Alexander, Julius Caesar; drie Joden: Josue, David, Judas Macchabeus: drie Christenen: Arthur, Karel de Groote, Godfried van Bouillon. De stof is in de middeleeuwen wel bekend en werd ook in het Fransch bewerkt, hoewel dit gedicht losvaart tegen de Walsce boerden met de grote faloerde, en toch Arthur opneemt.
U i t g. : Nap. de Pauw, Mnl. Gedichten en Fragm. (I Gent 1897, in twee verschillende redacties).
L i t.: J. W. Muller, Een nieuw bericht omtrent Maerlant’s leven en werken (in Tijdschrift voor Ned. Taal en Letterk. XXVIII 1909, 278 vlg.), die meent, dat het van Maerlant zou kunnen zijn.
V. Mierlo.