Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-02-2024

Beroepsvereeniging (Belg. Recht)

betekenis & definitie

De Fransche omwenteling had de organisatie van de beroepen (ambachten en neringen) afgeschaft. De vrijheid van vereeniging werd door de Belgische Grondwet opnieuw erkend.

Eerst door de wet van 31 Maart 1898 werd aan de beroepsvereenigingen een statuut gegeven. De wetgever is betrekkelijk terughoudend geweest en heeft slechts met aarzeling de nieuwe wegen gevolgd.De wet van 1898 bedoelt uitsluitend vereenigingen, die op een of andere wijze hun beroepsbelangen dienen. Alle politiek, economisch, mutualistisch of godsdienstig doel blijft uitgesloten. Opdat een vereeniging van de voordeelen der wet van 1898 zou kunnen genieten, moet zij wettig erkend worden. De beroepsvereeniging kan worden opgericht bij onderhandsche of bij notarieele akte. De vereeniging is vrij haar statuten op te maken, zooals zij het goed oordeelt. Deze statuten moeten echter door den Mijnraad geënterineerd worden.

Zij moeten dus in overeenstemming zijn met de wet en met de openbare orde. Verder voorziet de wet van 1898 zelve een reeks bepalingen, die moeten voorkomen in de statuten van de vereeniging, die wil erkend worden. Vooral voor wat het beheer der vereeniging betreft, alsook het geldelijk bezit, eischt de wet, dat zekere bepalingen worden opgenomen in de statuten.

Zoo zegt de wet, dat het mandaat der beheerders niet langer dan vier jaar mag duren; dat vreemdelingen van het beheer uitgesloten blijven, dat vrouwen er aan deel kunnen nemen, dat de macht der beheerders moet vastgelegd worden in de statuten, dat benevens de gewone verantwoordelijkheid, de beheerders ook een strafrechtelijke verantwoordelijkheid hebben, enz.

Eenmaal erkend, bekomt de vereeniging vele voordeelen. Zij krijgt de rechtspersoonlijkheid; zij heeft het recht roerende goederen te bezitten en ook onroerende (alhoewel dit laatste aan beperkende maatregelen is onderworpen), zij kan verbintenissen aangaan (natuurlijk binnen de palen van haar eigen welomschreven werking), zij mag in rechte optreden, zij kan giften en legaten ontvangen (mits zekere voorwaarden te volgen), en eindelijk mag zij ook fabrieksmerken en handelsmerken bezitten. Ten slotte regelt de wet de eventueele vereffening en de verdeeling der gelden.

De wet op de b. heeft een stap gezet in de richting der beroepsorganisatie. Niettemin hebben de meeste vereenigingen van arbeiders en landbouwers er geen gebruik van willen maken, omdat de werking aan te veel beperkingen is onderworpen. Sommige beroepsvereenigingen hebben gebruik gemaakt van de bepalingen van de wet van 1921 op de vereeniging zonder winstgevend doel, terwijl veel andere (de meeste) als feitelijke vereenigingen blijven bestaan.

Verlessen.

< >