Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-02-2024

Bernier

betekenis & definitie

1° Armand, Fransch-Belgisch dichter van expressionistische lyriek, die graag den weemoed bezingt van een groote-stadsjeugd in haar trek naar het verre, avontuurlijke, ethisch-gevaarlijke. * 1902 te Braine-l’Alleud.

Werken: Portes obliques; Carroussel d’ennui (1932).

Tijdschrift: L’Avant-Poste.

Baur.

2° C laud e, Jezuïet (1617), Fransch mysticus; *9 Jan. 1601 te Orléans, + 17 Juni 1654 te Amiens. B. doceerde Latijn aan verschillende colleges, was later biechtvader van de hertogin d’Elbeuf, en geestelijke leider der fraters-studenten. Hij leidde een leven rijk aan mystieke begenadiging, maar werd door zijn omgeving niet steeds begrepen.

Lit.: Zeitschr. für Asz. und Myst. (II 1927,155-164).

J. v. Rooij.

3° Etienne Alexandre, pastoor te Angers, * 1762 te Daon, + 1806 te Parijs. Insermenté, veel invloed op de leiders van den Vendée-oorlog; reorganiseert dien na 1794 met Stofflet; heerschzuchtig en listig, maar ook veel belasterd. Na brumaire biedt hij Napoleon zijn diensten aan; pacificeert de Vendée; toont zich als onderhandelaar van het concordaat een ijverig dienaar van Nap.; 1802 aartsbisschop van Orleans.

V. Claassen.

4° J e h a n, > Jehan Bernier.

< >