1° Italiaansche provincie in Lombardije; 2 788 km2, 612 890 inw. (1931), 209 per km2, 218 gemeenten. Alpen-voorland vruchtbaar, veel landbouw; ijzer-, textielindustrie.
2° Hoofdstad der prov. B. (45° 44' N., 9° 37' O.); 82 130 inw. (1931); knooppunt van wegen; bisschopszetel. Katoen-, wol- en cement industrie. Nieuwe benedenstad, oude bovenstad (370 m boven zee). In denRom. tijd Bergomum; 1428—1797 behoorde B. tot Venetië, 1811—1859 tot Oostenrijk.
Heere.
Kunst te Bergamo. In de bovenstad („Citta alta”) de dom S. Alessandro van Filarete (1459—’80), die in 1614 werd verbouwd, de Romaansche basiliek S. Maria Maggiore (12e eeuw) met Cappella Colleoni (1470), het Gotische Palazzo Vecchio (midden 14e eeuw) en het Palazzo Nuovo (1611). In de onderstad (Citta vecchia) de Santo Spirito met schilderijen van Lotto en de Accademia Carrara met een museum.
L i t.: Pesenti, B. (1910); Pinetti, B. e. Ie sue valle (1924'; R. Pajuni, B. rinnovata (1929).
Knipping.