1° (t e c h n.) het onderzoek van materialen door middel van, meestal nauwkeurig voorgeschreven, bewerkingen, welke met vaak vernuftig uitgedachte werktuigen worden uitgevoerd en waarmede de verschillende eigenschappen dier materialen, zooals: weerstand tegen trek, druk, buiging, wringing, enz. worden bepaald. Die werktuigen zijn dan zoodanig geconstrueerd, dat de bij de b. optredende krachten met voldoende nauwkeurigheid geregeld en veelal automatisch opgeteekend worden.
P.Bongaerts.
2° Beproeving noemt de Katholiek tegenspoed en lijden, omdat hij weet, dat tegenslag van allerlei soort niet noodzakelijk een straf is voor bedreven zonden, maar veeleer een kostbaar middel in Gods hand tot loutering, beproeving en sterking van Zijn kinderen. St. Jacobus zegt: „Gij weet, dat de beproeving van uw geloof de oorzaak is van geduld; welnu, het geduld worde slechts volkomen, dan zijt ge volmaakt en ongerept en schiet ge in niets te kort” (Jac. 1. 3).
In hetzelfde hoofdstuk wijst de Heilige op de noodzakelijkheid van gebed om verlichting, nederigheid en hoop op bekroning na de beproeving. De b., zoo aanvaard en doorstaan, onthecht den mensch aan het tijdelijke en doet hem het eeuwige waardeeren.> Beproeving Gods.
P. Heymeijer.
Beproeving Gods (Lat. tentatio Dei) bestaat in het aanwenden van woorden of daden, waardoor men God op de proef wil stellen, d.i. wil te weten komen, of God zekere zaken weet, kan of wil, of Hij dus waarlijk alwetend, almachtig of goed is.
De H. Thomas onderscheidt formeele en interpretatieve beproeving Gods. De handeling is een formeele beproeving Gods, wanneer iemand werkelijk wil te weten komen, of God sommige attributen bezit, hetzij absolute attributen, als de almacht, de alwetendheid, de oneindige goedheid, hetzij relatieve attributen, als welwillendheid ten opzichte van sommige personen, den wil sommige van zijn welbehagen afhankelijke handelingen te stellen, enz.
Voorbeelden: iemand vraagt een mirakel om een zeker bewijs te hebben, dat God inderdaad almachtig is; iemand vraagt, dat Jezus hem op zichtbare wijze verschijne onder de Eucharistische gedaanten, om zeker te zijn van de tegenwoordigheid van Christus, in de Eucharistie; iemand verlangt een buitengewoon teeken en verklaart niet langer in God te gelooven, indien hij het niet bekomt.
De handeling is een relatieve of louter mater i e e l e beproeving Gods, wanneer iemand geenszins twijfelt aan de almacht, de alwetendheid of een ander attribuut van God, maar iets verlangt, dat geen ander nut heeft dan Gods almacht, alwetendheid, goedheid enz. te doen uitschijnen. Voorbeelden daarvan waren de zoo genaamde godsoordeelen; ook zou een zieke er zich aan schuldig maken, wanneer bij opzettelijk en beslist zou weigeren eenig geneesmiddel te gebruiken en alleen door een buitengewone tusschenkomst van God wilde genezen worden. De formeele beproeving Gods heeft als oorzaak een twijfel aan de volmaaktheid Gods; de interpretatieve beproeving Gods komt voort uit een ijdele nieuwsgierigheid of vermetelheid, die betrouwt, dat God iets zal doen om zijn macht te doen uitschijnen of de nieuwsgierigheid te voldoen. Daarom zijn beide een zonde tegen de deugd van godsdienstigheid, omdat zij ten minste een oneerbiedigheid jegens God inhouden.> Godsoordeel.
L i t.: S. Thomas, Summa theologica. (II TI, q. 97) ; D. Prümmer, Manuale theologiae moralis (II, 4e en 5e uitg., Freiburg 1928, 424); B. H. Merkelbach, Summa theologiae moralis (II Parijs 1932, 773).
A. Janssen.