De Nederlandsche schilders, die in de 16e en 17e eeuw naar Italië gingen ter verdere studie of ontwikkeling, vereenigden zich langzamerhand tot een gezelschap, „de bent” genaamd. De leden van dien bond waren de „bentvogels”.
De bent was een gezelschap, dat meer gezelligheid en vermaak zocht, dan wel artistieke bedoelingen nastreefde. De leden werden „gedoopt” met een naam, die hen dikwijls karakteristiek typeerde. Karel Dujardin heette „bokkebaart”, Jan Lis „Pan”, Hans Jordaens „brijpotlepel”, Adriaan van der Kabel „Koridon”, Abraham Genvels „Archimedes”, enz. Het schijnt, dat in het begin der 17e eeuw de bent ook reglementen gehad heeft, doch het tijdelijk karakter van het lidmaatschap kon de organisatie geen vaste gronden geven. Swillens.