Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Benjamin Jonson

betekenis & definitie

Eng. dichter en tooneelschrijver; * 11 Juni 1573 te Westminster, ✝ 6 Aug. 1637 te Londen, begraven in Westminster Abbey. Studeerde aan de Westminster School en te Cambridge, trad in het leger, vocht in de Nederlanden tegen de Spanjaarden, en kwam in 1592 aan het tooneel als acteur en schrijver.

Werd ca. 1598 Katholiek en bleef zulks gedurende 12 jaar. Schrijft dan de volgende tooneelstukken: Every Man in His Humour (1598; opgevoerd met Shakespeare in een der rollen); Every Man out His Humour (1599); Cythia’s Revels (1600); The Poëtaster (1601).

Dan volgen de klassieke tragedies Sejanus (1603) en Cataline (1611), en de blijspelen Volpone or the Fox (1605), Epicoene, or the Silent Woman (1609), The Alchemist (1610), Bartholomew Fair (1613; een aanval op hypocriet puritanisme), The Devil is an Ass (1616), enz. J. is ook bekend als de schrijver van het beste, dat de Eng. letterkunde aan → masques heeft voortgebracht, o.a.

Masqué of Blackness (1605); Masqué of the Queen (1609); The Fortuna Isles (1624); Chloridia (1631). Een twist met Inigo → Jones, den hofarchitect, die de aankleeding van de masques ten paleize verzorgde, was oorzaak, dat hij bij het hof in ongenade viel.

Hij schreef nog de spelen The Majestic Lady en The Tale of a Tub (1633) en herwon de gunst van het hof. J., Shakespeare’s evenknie in enkele, en zijn antipode in vele opzichten, was de schepper van een nieuwen stijl in het Eng. blijspel; naast forschheid van teekening en een groote mate van originaliteit staat evenwel een gebrek aan spontaneïteit en natuurlijkheid. Vele zijner gestalten zijn verpersoonlijkingen van een of andere menschelijke eigenschap, en zij worden aangeduid en opgevat als „humours”, in tegenstelling met de meestal complexe karakters in Shakespeare. Het feit, dat J. verreweg de geleerdste van zijn confraters was (een typischer Renaissance-mensch dan Shakespeare), komt vooral uit in zijn klassieke spelen. Opvallend te midden van het mannelijk stoere en vaak bruusk-satirieke van zijn overig oeuvre, is de lichte zwier van zijn masques, vooral in de lyrische gedeelten, en de teere poëzie in de onvoltooide pastorale The Sad Shepherd. Ondanks een zekere mate van pedanterie, die zich vooral uitte in vele van zijn satyrieke werken, had J. een grooten kring van vrienden en vereerders onder de fijnste geesten van zijn tijd, en in het bijzonder onder de jongere dichters, die hem met kinderlijken trots aanhingen.

Uitg.: d. W. Gifford (1816); Herford en Simpson, etc. Talrijke uitg. der afzonderlijke spelen.

Lit.: M. Castelain, B. J., l’homme et l’oeuvre (1907); Gr. Smith, B. J. (1910, in The English Men of Letters Series); John Palmer, B. J. (Londen 1934). F. Visser.

< >