(= Beneficie van Inventaris), de bevoegdheid door het Justiniaansche recht toegekend aan bepaalde erfgenamen om een nalatenschap te aanvaarden onder het voorrecht van boedelbeschrijving (> Beneficium). De strekking van dit voorrecht wras de erfgenamen in de gelegenheid te stellen na te gaan de verhouding van baten en schulden in een nalatenschap, ten einde op die wijze te voorkomen, dat ze een erfenis zouden aanvaarden, wier schulden de baten overtroffen, hetgeen tot gevolg gehad zou hebben, dat de schuldeischers der nalatenschap deze erfgenamen in hun persoonlijk vermogen konden aanspreken.
Vereischte voor de uitoefening van dit b. was o.m., dat binnen 3 maanden na het openvallen der nalatenschap een inventaris werd opgemaakt. Gevolg van de uitoefening van het b. was, dat de erfgenamen niet aangesproken konden worden tot een grooter bedrag dan dat der baten van de nalatenschap; de aansprakelijkheid bleef beperkt „intra vires hereditatis”. B. heeft invloed gehad op het hedendaagsch recht. Vgl. art. 1070 vlg. Ned. B.W., art. 793 vlg.
Belg. B.W. Hermesdorf.