Heilige. * 26 Maart 1748 te Amettes (N. Fr.), ✝ 16 April 1783 te Rome. Hij was de oudste van 15 kinderen.
Nadat hij tevergeefs beproefd had God als Kartuizer of Trappist te dienen, leidde hij een merkwaardig bedelaarsleven in de wereld. Hij zoekt, waarvoor anderen huiveren: onzindelijke kleeding en woning, ongedierte, uiterste armoede, onbeschaafd gezelschap, maar leidt persoonlijk een hoog geestelijk leven. Hij wordt door God met bijzondere gaven begenadigd, zooals bilocatie, extasen enz.
Vanaf 1770 trekt hij door Frankrijk, Italië, Spanje en aangrenzende streken. Vooral Rome, Assisi en Loreto trekken hem aan. Hoewel herhaaldelijk een voorwerp van ergernis en bespotting, was hij reeds tijdens zijn leven tevens het middelpunt van hooge vereering.
Zijn begrafenis was een zegetocht. In 1881 werd hij heiligverklaard. Feestdag 16 April.
In Frankrijk draagt een congregatie van schoolbroeders zijn naam met het doel zich naar zijn voorbeeld op zelfheiliging en apostolaat toe te leggen.Lit.: B. J. Labre, een ergernis voor onze beschaafde eeuw (in De Katholiek, XXXVIII 1860); Emile Erens, De Heilige Pelgrim, Benoit. Jos. L. (81936); P. de la Gorce, Un pauvre qui trouva la joie (1933). Feugen Voorstelling in de kunst.
L. wordt naar portret afgebeeld als een verwaarloosde jongeman met totaal versleten kleeding. Hij draagt aan zijn zijde een bedeltasch, heeft in zijn hand een gebedenboek en om zijn hals afhangend een rozenkrans van groote kralen.