(N e d. Bel. recht).
Krachtens de wet van 22 Juni 1914, Stbl. 264, mag deprovincie Friesland, gedurende een tijdvak van vooroopig 30 jaren, onder den naam „bemalingsbelasting” buitengewone opcenten op de hoofdsom der grondbelasting, voor de ongebouwde eigendommen, heffen. De opbrengst strekt tot bestrijding van de kosten van werken tot verbetering van de afstrooming van het boezemwater. Over de belastingjaren 1932 en 1933 bedroeg het aantal buitengewone opcenten, geheven als b., zestien.
Smeets.