landstreek in midden-Portugal tusschen Taag en Douro; voormalige provincie, omvattend de districten Aveiro, Castello Branco, Coïmbra, Guarda en Vizéu; opp. 23 850 km2; 1 600 000 inw. (Kath.).
Bouw.
Een duinenrij scheidt talrijke liman’s en de groote, op een haf gelijkende Ria de Aveiro van den Oceaan. Slechts aan de riviermonden konden kleine havenplaatsen ontstaan. Achter deze, met pijnboomen begroeide, typische laaglandkust ligt het vruchtbare, weinig geaccidenteerde Beiramar. Hierbij sluit aan Beira Alta (= laag B.), het vochtige heuvelland van het midden en N.O., met groote bosschen (pijnboomen, eiken, kastanjes) en veel natuurschoon (toeristenverkeer). De steil oprijzende, woeste granietmassa der Serra da Estrella (tot 1990 m) scheidt het van Beira Baixa in het Z.O. In de regenschaduw van het gebergte gelegen en dus droog zijnde, is dit naar den Taag afhellende, door vele kloven doorsneden gebied voor exploitatie vrij ongunstig en dun bevolkt.
Bestaansmiddelen.
Beiramar en B. Alta behooren tot de best gecultiveerde streken van Portugal, met aanzienlijken landbouw (tarwe, maïs, veel wijn en fruit, langs de kust toenemenden rijstbouw) en veeteelt (runderen, in de bosschen varkens). Beide zijn vnl. kleinbedrijf. B. Baixa levert olijven en heeft schapenteelt. Hier overheerscht groot-grondbezit.
Rondom de Serra da Estrella („witte steenkool”) is een beteekenende wol- en papierindustrie. De exploitatie der delfstoffen (steenkool, koper, voorts wat zilver, tin, wolfram en arsenicum) is gering. Langs de kust visscherij (sardines, oesters) en bij de Ria de Aveiro zoutwinning.
Verwiel.