booze, in den meest algemeenen zin is ieder in de booze begeerlijkheid wortelend verlangen (concupiscentia actualis), iedere dadelijke lust tot het kwade in onze zinnelijke streefvermogens of in onzen wil. Ze is zondig, in strijd met het negende en tiende gebod (Ex. 20.17; Deut. 5. 25), als en inzooverre de vrije wil er in betrokken is, door ze zelve te verwekken of door in de spontaan opkomende roerselen der zinnelijkheid toe te stemmen.
Meer speciaal wordt in de Katholieke moraaltheologie onder booze b. verstaan het beraden wilsverlangen, dat uitgaat naar de booze daad, of de toestemming van den wil tot het daadwerkelijk volvoeren van het kwaad: een zonde van dezelfde zwaarte (doodzonde of dagelijksche zonde) en dezelfde soort als de daad zelf. waar zich het verlangen of het voornemen op richt, volgens Mt. 5. 28: „wie een vrouw beziet om haar te begeeren, heeft reeds overspel met haar gepleegd in zijn hart”. In dezen zin vormt de booze h. met de vrijwnllige verlustiging in een voorgesteld kwaad en de vreugde over een bedreven kwaad de drie hoofdtypen van inwendige zonden.L i t.: jSt. Thomas Aq., Summa theol. (I II, qu. 74); Quaest. disp. de malo (qu. 2 en 7); Quaest. disp. de ver. (qu. 15 en 25); St. Alph. de Lig. Theol. mor. (V, 12-15); Ilomo apost. (III, 47-54).
Buys.