Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-02-2024

Beetsjoeana

betekenis & definitie

een Bantoegroep, woonachtig in Beetsjoeanaland, W. Transvaal en in den Oranje Vrijstaat; is verdeeld in vsch. stammen, bijv.

Bakwena en Barolong, hoofdzakelijk landbouwers; de Bakalahari, nog nomaden. De voornaamste stammen der Oost-B. zijn de Basoeto en Makolelo; der West-B. de Barolong, Bangwaketse, Batlapi, Bamangwato en de Bakalahari. Aantal wordt geschat op ca. 200000, waaronder 2 000 blanken verspreid wonen. Huidkleur is koffiebruin, die der Barolong lichter getint. In kleur gelijk aan de Amer. Indianen, maar kleiner in statuur; symmetrisch gebouwd; haar wolachtig. Voor ethnologischesamenstelling, > Bantoe. In taal, alsook in maatsch. en staatkundige instellingen vertoonen zij zekere elementaire beschaving, en munten zelfs uit in nijverheid en kunst: houtsnijwerk, pottenbakkerij en smeedkunst. Hun dorpen zijn ook beter aangelegd dan bij de Zoeloe’s; hun woningen kennen verdeeling in kamers, ook luchtverversching, hetgeen stijging in cultuur toont. Hun kralen (= dorpen) hebben hutten met. kegelvormig dak, omgeven door een schaduwverstrekkende gang. Zij kennen hoofdbekleeding en schoudervellen, en zijn zacht en vredelievend, zoodat hun stamtwisten maar zelden leiden tot bloedvergieten. Hun wapenen bepalen zich tot een lichte speer (hun lievelingswapen) en schild, en zonder veel tegenstand werden zij gemakkelijk onderworpen door hun meer oorlogzuchtige buren: de Koranna s en de Kaffers. Slavernij is nauwelijks bekend.

Waar zulks mogelijk is, wordt de bodem zorgvuldig bewerkt; zij kennen geen bevloeiing. Veeteelt wordt beoefend. Zij hebben talrijke kudden schapen, maar weinig hoornvee, buiten de zeer gewaardeerde melkkoeien. Zij onderscheiden zoet- en zuurveld, naar den smaak van het gras. De runderpest woedt soms, maar verliezen worden snel hersteld. Zij bezitten ca. een half millioen runderen, 160 000 schapen, 260 000 geiten, 10 000 ezels. Paardenziekte komt veel voor, waakzaamheid hiertegen blijkt uit toezicht op invoer en verplaatsing van vee binnenslands.

De B. hebben een vaag Godsbegrip; maar geen tempels of priesters, geen afgoden of voorwerpen van vereering, behalve apen, slangen en krokodillen. De toovenaars, vooral de regenmakers, vreezen zij. Veelwijverij en besnijdenis worden toegepast. Door invloed van het Christendom is het lot der vrouw verzacht, zij is ontslagen van de zwaarste vormen van landarbeid. Zij zijn aanhangers van het t o t e m i s m e.

Met o n d e r w ij s is door regeering en missie en zending een begin gemaakt. Er zijn 10 scholen voor blanken, 76 inboorlingscholen en 1 opleidingsschool voor inlandsche onderwijzers.

De r e g e e r i n g s v o r m der B. is monarchaal en patriarchaal, en zeer menschlievend. Aan de meeste stammen wordt volgens de beginselen, die bij de Basoeto proefhoudend gebleken zijn, een eigen gebied toegewezen, bestuurd door het stamhoofd, woonachtig in de grootste kraal en krachtens erfrecht onschendbaar. Onder deze hoofden of koningen komen de districts- en dorpshoofden, dan de rijken, de aristocraten van den stam. De macht der vorsten, overigens zeer verstrekkend, wordt bepaald door een p i t s o, den raad der magistratus minores. Het Beetsjoeanaprotectoraat staat onder een commissaris, benoemd door de Britsche Kroon; hij is verantwoordelijk aan den Br. Hoogen Commissaris in Z.

Afr. Het protectoraat is verdeeld in een M. en een Z. gebied, elk onder een assistent-comm., resp. te Francistown en te Gaberones; elk gebied is onderverdeeld in twee deelen onder een magistraat en politie. Hoofdzetel der regeering is te Mafeking, hoewel buiten protectoraatgebied gelegen. Rechtsspraak over blanken berust bij het Speciale Hof van het Br. protectoraat; die over inboorlingen bij de inlandsche hoofden, met recht van beroep op magistraat of ass.-commissaris. Belasting op elke hut als woning gebruikt, bedraagt 3 p. st., en 3 sh. voor een fonds voor opvoeding en alg. belangen; wordt geïnd door de hoofden, die 3% commissie ontvangen. Het land is vrij van openbare schuld.

Handel en verkeer.

In het O. ligt 650 km spoorweg, ter verbinding met Kaapprov. en Rhodesia; wegen geschikt voor motorverkeer verbinden de voornaamste dorpen met den spoorweg; wat daarvan meer dan 80 km verwijderd is, moet van den ossenwagen gebruik maken. Ngami, ruim 600 km van Talapye (aan den spoorweg), heeft een rijweg.

Statistiek voor den handel ontbreekt. Inkomende rechten worden aan de Uniehaven geheven en kwartaalsgewijze wordt een vaste som door de Unie-regeering aan het protectoraat van Beetsjoeanaland betaald, behalve op sterken drank en vuurwapenen, die aan de protectoraatsgrenzen belast worden. Alcoholische drank mag aan een inboorling verkocht noch gegeven worden. Invoer: dekens, landbouwgereedschap, huishoudelijke art. en kruidenierswaren; uitvoer: huiden, vellen, wol en vee, doch alleen boven zeker gewicht.

L i t.: Broadbent, Narrative of introduction of Chr. among Bechuana (1865); Dehérain, L’expansion des Boers (Parijs 1905); Annual Reports on B. Protectorate (Colonial Office, Londen).

Geschiedenis der Beetsjoeana.

Volgens volksoverlevering stammen de B. uit een grot, nog aangewezen in het land der Bakoni, waar op een rotsplaat de voetindruk van den eersten mensch, een B., nog te zien is. Oudste historische grenzen: in het Z. de Oranjerivier, in het O. de kust van Natal en Mozambique, in het N. Ngamimeer, in het W. Damara- en Namaqualand. Tegenwoordig kleiner door binnengedrongen Afrikaners, die hun maatsch. en econ. overwicht steeds meer vestigen. Over verbreiding der Bantoe en hun evolutie tot B., > Bantoe.

Reisbeschr. van Truter en Sommerville (1801), Towan en Denavon (1808) tot Mozambique; Burchell (1812) tot de Maloppo’s; Campbell (1820) tot Karichoeene. Toen bestond reeds een zendingspost te Litakoe. Smith drong 1834—’35 door tot de Limpopo. Verdere bekende reizigers waren Moffat en Livingstone; ca. 1817 heeft Moselikatze Basoeto, grondvester van de Metabele en Basoetonatiën, als vluchteling voor Chaka het land bezocht en zich in Metabeleland gevestigd. In 1818 stichtte de Schotsche zendeling Robert Moffat een post te Koeroemaa in het centrum van Beetsjoeanaland en is daar een halve eeuw werkzaam geweest als opvoeder der B. In 1841 voegde zich bij hem David Livingstone, doorvorscher van het N. en zendeling der Bakwena.

Bij de Zandrivier-conventie van 1852, waarbij Groot-Brittannië de onafhankelijkheid van Transvaal erkende, kwamen beide partijen overeen geen vuurwapenen aan inboorlingen te leveren. Expedities tegen de Bapedi en Bakwena waren noodig om deze stammen tot rede te brengen. Verkeerd ingelicht omtrent de naturellenpolitiek der Boeren (> Bantoe) door Engelsche zendelingen ter plaatse, volgde de regeering te Londen een politiek, die geweld deed aan de bepalingen der Zandrivier-conventie. Dit leidde herhaaldelijk tot wrijving, zooals met de stammen der Bakwena en Barolong, totdat een verdrag van Paul Kruger en Marth. Wessel Pretorius met Montsioa in 1870 tot stand kwam. Dat de toegeeflijke politiek der Engelschen toch niet de juiste was, bleek wel, toen gen.

Charles Warren Beetsjoeanaland moest bezetten. De Afrikaners hadden hun aloud beleid van bevrediging door organisatie voortgezet, door stichting van de republieken Goosen met hoofdplaats Vrijburg en Stellaland in 1882, op Beetsjoeanagebied; wegens voorgewende handelsbelemmering slaagde Engeland er in ze te verdeelen tusschen Gr. Brit. en Transvaal. Cecil J. Rhodes, met toepassing van zijn imperiale expansie-politiek, gebruikte het nu Britsche Beetsjoeanaland (evenals Metabele- en Mashonaland) als een rooden gordel om Transvaal Noordwaarts in te snoeren. In 1886 werd het N. deel tot een Britsch protectoraat gemaakt; het Z. deel, Britsch Beetsjoeanaland, wordt door de British S. Africa Co. beheerd; is ingelijfd in de Kaapprov. (1895).

L i t. : R. Moffat, Missionary labours and scenes in S. Afr. (1842); G. W. Stow, The native races of S. Air. (Londen 1915).

Beetsjoeanaland bestaat uit Britsch Beetsjoeanaland tusschen Oranje- en Molopo-rivier en Br. protectoraat ten N. hiervan; grenst in het W. aan Z.W. Afr., in het N. aan Portugeesch W. Afr.; N.O. aan ZuidRhodesia; Z.O. aan Transvaal en Kaapprov.; is nog niet behoorlijk opgemeten en in kaart gebracht. Opp. 712 000 km2; hoogte gemiddeld 3 300 voet. De meeste bergen staan alleen; men vindt er pannen, holten, waarin water kan voorkomen, vermoedelijk ontstaan door werking van winden, of kaaltrappen en rondrollen van wild; bodem is zand of modder. Weinig bovengrondsch water.

In droge waterbeddingen vindt men doorgaans water op een paar voet diepte. Waterhoudende rivieren zijn: Zambesi, Marico en Limpopo. In het N. moerassen, vooral bij het Ngamimeer. Zomers heet met koele nachten. Regenval: 15 tot 20 cm in Dec. tot April. Weinig bosch; stofstormen.

Doornbosschen belemmeren het verkeer. Hoofddeel is de Kalahari, tusschen Oranje-rivier en Zambesi; het is een hoogvlakte, in het O. snel dalende naar de Limpopo en Vaal; alleen geschikt voor runderen, geiten en schapen. De O. deelen zijn het dichtst bevolkt; door dit gebied loopt de eenige spoorweg, van Kimberley over Mafeking naar Boelawayo. In de woestijnvlakten van de droge Kalahari zwerven nog Boschjesraannen en Beetsjoenastammen. Sommige inboorlingen-dorpen hebben aanmerkelijken omvang, bijv. S e r o w e met 25 000 inw.

Indigo en katoen groeien in het wild, ook watermeloen. Onverantwoordelijke verwaarlozing van boomen en bosschen is oorzaak voor de opdroging van het land, evenals onverstandige veeteelt en grasbranden. Vooral de stichting van Kimberley werkte de ontbossching in de hand (brandhout en mijnstutten); toch komt er nog goed grasland voor. Er zijn veel wilde dieren, zooals antilopen (bokken), olifanten, nijlpaarden, rhinocerossen, giraffen, buffels, leeuwen, luipaarden, hyena’s en jakhalzen; voorts: struisen; slangen, pofaders en cobra; verder schorpioenen, tarantula, sprinkhanen, witte mieren en muskieten en in enkele rivieren krokodillen.

L i t.: zie boven.

Bessélaar.

< >