staat tegenover klankschrift. In het beeldschrift (ook ideographische teekens of pietographie genoemd), een vorm van primitieve kunst, werden oorspronkelijk alleen de dingen en begrippen, en niet de woorden, door afbeeldingen voorgesteld.
Het is dus onmiddellijk en voor iedereen verstaanbaar. Later hebben sommige beeldschriften zich verder ontwikkeld, als bijv. dat van het Chineesch, dat woordenschrift werd: aan elk eenlettergrepig woord beantwoordt een speciaal teeken; m.a.w. hier wordt het heele woord door één teeken weergegeven. Het b. is figuratief, als het bijv. een man of een huis voorstelt door hun graphische afbeelding, of symbolisch, als het bijv. een struisvogelveer gebruikt om de rechtvaardigheid weer te geven. Het voordeel van b. bestaat hierin, dat er geen bepaalde klanken als bemiddelaars behoeven op te treden om den gedachten-inhoud begrijpelijk te maken. Nadeelen echter vindt men in het feit, dat het aantal beelden veel te gering is voor het onbeperkt aantal voorstellingen of begrippen, en dat vele van deze moeilijk of niet door afbeeldingen kunnen worden weerg geven, al bedient men zich nog volop van symbolen.Men vindt b. op rotsen, steenen, leder, boomschors, enz. Het komt voor in den steen- en bronstijd van Europa, bij de Australiërs, de Micronesiërs, de Polynesiërs, de Eskimo’s en de Indianen van N. en Centraal-Amerika. Een beroemd Indiaansch beeldschrift is bijv. „Walam-Olum” van de Lenape-lndianen. Tot het figuratieve schrift kan ook gerekend worden het knoopschrift van de Inka’s, den heerschenden stam in Peru ten tijde der verovering door de Spanjaarden. Het hiëroglyphen- en spijkerschrift is ten deele figuratief, ten deele klankschrift. Beide schriftstelsels hebben zich tot gewoon klankschrift ontwikkeld. > Alphabet; > Schrift.
L i t.: Weule, Vom Kerbstock zum Alphabet; Th. W. Danzel, Die Anfänge der Schrift; H. Jensen, Geschichte der Schrift (Hannover 1925); Ebert, Reallexikon der Vorgeschichte (Berlijn 1927, s.v. Schrift).
Weijnen.