zijn volgens de meest algemeene en meest verantwoorde beteekenis die kunsten, welke een bepaald gegeven uitbeelden in de ruimte. Hieronder vallen dan de beeldhouwkunst, de schilderkunst en alle daarmee verbonden kunsten, als teeken-, graveer- en etskunst, alsmede de photographische kunst.
Dessoir neemt het „uitbeelden” zeer breed en betrekt dan de bouwkunst ook onder de b. k. Verder veronderstelt hij, dat de b. k. zijn de kunsten van het rustige (niet dus van de beweging), waar de elementen naast, niet na elkaar bestaan, en komt er dan toe de mimische kunsten (mimiek, poëzie en muziek) uit te sluiten. Toch is ook de beweging veelal van uitbeeldend karakter en men zal bijv. moeten bekennen, dat de filmkunst in groote mate uitbeeldend vermogen bezit. Enkelen nemen het begrip b. k. zoo eng. dat ze alleen beeldhouwkunst daaronder willen ordenen. De term heeft dus geen vaste beteekenis; de boven aangegeven opvatting is echter de meest verantwoorde.Lit.: Utitz, Grundlegung der allg. Kunstwissenschaft (II 1914, 28-39); Dessoir Aesthetik und allg. Kunstwissenschaft (1923, 310 vlg.).
Knipping.