Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-02-2024

Beaujon

betekenis & definitie

A n t o i n e, hoogleeraar te Amsterdam, opvolger van Pierson, economist der Ned. school van den vrijhandel, bekend door zijn werk: Handel en handelspolitiek. *28 Juni 1853 te Den Haag; + 12 Dec. 1890 te Heidelberg.

Was werkzaam aan het ministerie van Financiën en werd buitengewoon hoogleeraar in 1884; was hoofdredacteur van het statistisch jaarboek van het Koninkrijk der Nederlanden en zijn koloniën en van het in 1885 opgerichte tijdschrift: Bijdragen van het Statistisch Instituut. Sinds 1888 was hij lid der redactie van de Economist. Zijn geschriften laten zich verdeelen in 3 groepen: practisch-economische, theoretisch-economische en statistische. Naar aanleiding van „Merchant Shipping Act” van 1876, schreef B. „Zeewaardigheid van schepen” en op de prijsvraag, door het comité ter voorbereiding der „International Fisheries Exhibition” in 1882 uitgeschreven, zag zijn bekroond werk „History of Dutch Seafisheries” het licht. In 1888 schreef B. „Handel en handelspolitiek”, dat ten doel had de theorie te geven van den internationalen ruil en dit dienstbaar werd gemaakt aan de bestrijding van het protectionisme. Van protectionistische zijde werd het bestreden door Armand Diepen in diens werk: „De jongste uitingen van het anti-protection isme”, waartegen B. zich verdedigde met zijn opstel: „Een leerboek van protectionisme” in de Economist van 1889.

Naar aanleiding van Leon Walras’ „Eléments d’économie politique” schreef B.: „Wiskunde in de economie”. In de Revue d’économie politique schreef hij: „A propos de la théorie du prix”, waardoor hij de belangstelling voor de grenswaardeleer trok. Als directeur van het Statistisch Instituut en door bijdragen in binnen- en buitenlandsche publicaties, maakte hij zich verdienstelijk voor de statistiek.L i t. : N. 6. Pierson, A. Beaujon, De Economist (1891) ; Handwörterbuch der Staatswissenschaften.

M. Verhoeven.

< >