1° (Waas) gemeente in de prov.O.Vlaanderen, 7 km ten Westen van Temsche, opp. 1 694 ha, 4 500 inw. Landbouw en klompenmakerijen.
Van de kerk is het koor van 1560; de hooge spitstoren en de beuken zijn in Gotischen stijl herbouwd in de 19e eeuw. Het kasteel van Wissekerke, oorspronkelijk een versterkte burcht uit de 10e eeuw, is nu grondig en sierlijk omgewerkt. Blancquaert.
2° Kanton van het Zwitsersch eedgenootschap, grenst in het N. en N.O. aan Baden, in het W. aan den Elzas. Sinds 1833 gesplitst in twee halfkantons: Bazel-stad (37 km2, 154 000 inw.), waartoe alleen de gelijknamige stad met onmiddellijke omgeving behoort, en B a z e l -l a n d (427 km2, 82 000 inw.), dat een deel van het Jura-plateau omvat, doorsneden door de dalen van Birs en Ergolz, en in het Z. begrensd wordt door de ketens van Hauenstein en Passwang.
Door economische banden zijn beide doelen evenwel nauw verbonden. Het gebied is rijk aan romantische berg-ruïnen. Bloeiende groente- en fruitteelt. Van de industrie is vooral de fabricatie van zijdelinten, veelal nog als huisindustrie beoefend, belangrijk, verder nog katoen, passementen, chemische industrie, machinebouw en bierbrouwerijen. De Katholieken hooren tot het bisdom Bern. Op het gebied van onderwijs en sociale voorzorg staat het Land bovenaan.
3° Hoofdstad van het. halfkanton Bazel-stad. tweede stad van Zwitserland. Ruim 154 000 inw., waarvan 30% Kath. en 62.5% Protestant.
B. ligt aan beide oevers van den Rijn, die hier in de Bovenrijnsche laagvlakte treedt. Op den hoogen linkeroever Groot-Bazel, rechts van den Rijn, laag gelegen, Klein-Bazel. Beide stadsdeelen zijn door drie bruggen met elkaar verbonden. De in 1460 door paus Pius II gestichte universiteit werd door Erasmus tot hoofdzetel van het Humanisme gemaakt; in 1930 nog door 1 460 studenten bezocht. Voor industrie, > Bazel, 2° (kanton).
Vanuit verkeersoogpunt is Bazel een hoofdtoegangspoort van Zwitserland; meer dan de helft van den in- en uitvoer van het land gaat over deze stad. De spoorwegen links en rechts van den Rijn en door de Bourgondische Poort vinden hier aansluiting aan het Zwitsersche net. B. neemt als Zuidelijkste haven deel aan de Rijnscheepvaart (1927: 286 600 ton); een zijtak voert over Hüningen naar het Rhóne-Rijnkanaal. Er bestaan plannen om nog verder stroomopwaarts tot het Boden-meer den Rijn bevaarbaar te maken.
Lips.
Bazel is verdeeld in vijf parochies en behoort tot het bisdom Bazel-Lugano.
Kunst te Bazel. De oude Rijnbrug werd in 1226 gebouwd. Eerst in 1850 bij den aanleg der spoorlijnen ging men er toe over den muurring om de oude stad te doorbreken. De oude stad is zeer onregelmatig aangelegd, de nieuwe echter, met breede, rechte straten en typisch Noord-Zwitsersche één-familiehuizen, wordt aangenaam door tuin- en park-aanleg onderbroken. De kathedraal (het Munster) is in zijn oudste deelen (Romaansch middenschip en galerijen) van de eerste helft der 12e eeuw. Na den grooten brand van 1185 moest veel worden vernieuwd en bijgebouwd (koor onder invloed der Fransche Gotiek met veelhoekigen kooromgang: begin 13e eeuw; de rijk met beeldhouwwerk versierde Galluspoort en het voorportaal).
Na een aardbeving (1356) moesten gewelven en koor worden gerestaureerd, in 1421 kwam de St. George-toren gereed, in 1488 de Martinustoren en de laat-Gotische kruisgang. In de kerk bevindt zich de graftombe van Erasmus van Rotterdam.
Een hallenkerk is de door Hans Niesenberger (1492) gebouwde St. Leonhards-kerk. Uit de 14e eeuw dateert de oude Franciskanerkerk (nu Historisch Museum). Typisch voorbeeld van modernen betonbouw is de in 1925 door Moser gebouwde Antoniuskerk met merkwaardige gebrandschilderde ramen. Het raadhuis in Bourgondische laat-Gotiek opgetrokken (1504—’13), moest reeds in 1535 aan de achterzijde vernieuwd worden, terwijl in 1904 het heele gebouw grondig gerestaureerd werd. Van de poorten zijn de Spalentor (St.
Paulus-poort) en de Sankt Johanntor de bekendste. Van de vroegere gevelfresco’s zijn alleen nog maar de ontwerpen (enkele van Hans Holbein) over. Verder rijke gevels van patriciërswoningen in Renaissance- en Rococo-stijl (Weisse Haus, Reichenstein, His. Burckhardt, Seiden-hof, enz.). Het museum bevat schilderwerk van Holbein, Böcklin, Schongauer, Dürer, Grünewald, Hans Baldung Grien, Manuel Deutsch, Stimmer, Sandreuter e.a. Verder Bazeler antipendium.
Lit.: Sainte-Marie-Perrin, Bâle, Bern et Genève (1909, in de serie: Les villes d’art célèbres); Dehio, Ilandb. der deutschen Kunstdenkmäler (IV 1926); Städtebau in der Schweiz (1929).
Knipping.
Concilie van Bazel. Krachtens vroegere conciliebesluiten riep paus Martinus V in 1431 een algemeene kerkvergadering te Bazel bijeen. Hij deed dit ongaarne, wijl hij de moeilijkheden voorzag, die uit den sterk heerschenden geest van Conciliarisme zouden voorvloeien. Slechts weinig bisschoppen en abten verschenen aanvankelijk; doch groot was het aantal doctoren en theologen. Om de weldra blijkende, inderdaad sterk conciliaristische gezindheid, en bovendien steunend op verkeerde inlichtingen, hief Martinus’ opvolger Eugenius IV reeds eenige dagen na de openingszitting het Concilie weer op en beriep het opnieuw naar Bologna. Doch de vergaderden bleven bijeen en stelden een reglement van orde op, waarbij het overwicht der beslissingen kwam te liggen bij de lagere geestelijkheid, professoren en doctoren, niet bij paus en bisschoppen (soort van parlementair-constitutioneel kerkbestuur).
In 1433 erkende Eugenius nochtans het Concilie, dat nu heilzame hervormingsmaatregelen voorschreef, maar tegenover het opperhoofd der Kerk steeds meer aanmatigend optrad en in diens rechten ingreep. De paus wilde hierop de vergadering naar Ferrara verlegd zien (later naar Florence; > Ferrara-Florence, Concilie van). Slechts een minderheid voldeed aan dit bevel; de meesten weigerden opnieuw en bleven te Bazel. Van nu af is dit Concilie schismatisch. Het suspendeerde in 1438 den paus, verklaarde hem het jaar daarop tot ketter en zette hem af, terwijl het hertog Amadeus VIII van Savoye tot tegenpaus (Felix V) verhief. Hiermee verloor de vergadering alle aanzien; nog tot 1449 bleef een groep ontevredenen in onvruchtbaren arbeid bijeen. De decreten tusschen 1433 en ’37 uitgevaardigd gelden als oecumenisch in zoo ver ze door den paus zijn bekrachtigd.
Lit.: Pastor, Gesch. der Päbste (I 5-7 1925, 290 vlg.) ; Hefele-Leclercq, Histoire des Conciles (VII, 2e gedeelte, 663 vlg.).
Gorris.
Confessie van Bazel, een geloofsbelijdenis, door Oswals Myconius volgens ontwerp van Oecolampadius opgesteld en in 1634 door den Raad van de stad afgekondigd. De nuchtere anti-Luthersche avondmaalsleer, in deze Confessie vervat, verwekte zulk een tegenstand, dat Bonifacius Amerbach een andere belijdenis opstelde.
Lit.: K. Müller, Die Bekenntnisschriften der ref. Kirche (1903); dr. Konr. Algermissen, Handbuch der Konfessionskunde (1930)
Wachters.
Vredes van Bazel. Frankrijk (Barthélemy) sluit met Pruisen (Hardenberg, 6 April) en Spanje (Yriarte, 22 Juli) in 1795 vrede. Pruisen erkent bij voorbaat den linker-Rijnoever als Fr. bezit; Spanje staat zijn deel van San Domingo aan Fr. af en sluit met Fr. een verbond tegen Engeland. Beteekenis: de Fr. régicidenrepubliek door vorsten erkend; de coalitie verzwakt, overwinning van Fr. op Oostenr. vergemakkelijkt; Fr. krijgt zijn „natuurlijke” grens (Rijn).
V. Claassen.