Heilige, belijder. Geb. in Haspengouw uit een adellijke familie, + op een 1en Oct. omstreeks 650, waarschijnlijk te Gent.
Trad in het huwelijk met een dochter van graaf Adilio, die het leven schonk aan een dochter Agletrudis. Na den dood zijner echtgenoote kwam hij in betrekking met den H. Amandus en werd door zijn voorbeeld en prediking tot een deugdzamer leven bewogen. Hij schonk al zijn goederen weg en begaf zich naar Gent, waar de H. Amandus voor kort de twee abdijen van S. Pieter en van Ganda had gesticht.
In deze laatste abdij werd Bavo opgenomen. Na den H. Amandus een tijdlang op zijn apostolische tochten te hebben vergezeld, vestigde hij zich als kluizenaar in de abdij van Ganda, later naar zijn naam St. Baafsabdij genoemd. De H. Bavo is patroon van de bisdommen Gent en Haarlem. Feest op 1 Oct., vandaar het woord Bamis (Baafmis). -> Bamespacht.L i t.: Vita Bavonis, ed. Krusch, Monumenta Germaniae Historica rerum Merovingicarum (IV, 527) ; Van der Essen, Etude critique et littéraire sur les Vitae des Saints Mérovingiens de 1’Ancienne Belgique (Leuven
1907). De Schaepdrijver.
Voorstelling in de kunst. B. wordt afgebeeld als gekroonde Vlaamsche graaf met zwaard, scepter, boek en valk; geneest bezetenen, geneest een overredene. Als monnik zijn aanneming door den H.Amandus en in eenzaamheid mediteerend. Piolin kent hem als attributen nog toe een boom, een wagen, een kerk en een steen.