Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-02-2024

Bauer

betekenis & definitie

1° B r u n o, vrijzinnig Duitsch bijbelkundige. *6 Sept. 1809 te Eisenberg, + 15 April 1882 te Rixdorf.

Bestudeerde vooral het eerste Christendom. Behalve enkele w-erken over politieke geschiedenis, schreef B. zijn meeste studies over het N. T. De radicale bijbelcritiek van Bauer, vaak voorgedragen in den vorm van scherpe polemiek, ontstond en groeide onder den invloed van de Hegeliaansche philosophie, welke de feiten der geschiedenis verklaart als producten of constructie van de reflexie of speculatie; speciaal de godsdienstige ideeën concretiseeren zich in geschiedkundige legendarische verhalen. Bijzonderen na druk legt B. op een beïnvloeding van het eerste Christendom door het Hellenisme.Werken: o.a. Kritik der Evangeliën und Geschichte ihres Ursprungs (4 dln. Berlijn 1850-1852) ; die Apostelgeschichte (Berlijn 1850); Kritik der paulin. Briefe (3 dln. Berlijn 1850-1852); Das Evangelium (Berlijn 1880).

Brans.

2° G u s t a v, Duitsch staatsman, *1870 te Darkehmen (O. Pr.). Eerst bediende, dan sedert 1912 soc. rijksdagafgevaardigde. In Oct. 1918 min. van Arbeid; in Juni 1919 rijkskanselier, onderteekent het verdrag van Versailles. In 1920 ontslag, daarna min. van Fin. en later van Verkeerswezen in het kabinet Müller. Van Mei 1921 tot Nov. 1922 min. van Fin. in het kabinet Wirth. Gewikkeld in Barmatschandaal, 1925 uit de soc. dem. partij gesloten, later gerehabiliteerd.

Cosemans.

3° Klara (pseud.: Kl. D e l l e f), Duitsche schrijfster, die de stof voor haar feuilletonistische vertelkunst ontleent aan het leven van de Russische hoogere kringen. *23 Juni 1836 te Swinemünde, + 29 Juni 1876 te Breslau.

Hoofdwerken: Nora (1871); Schuld und Sühne (1871); Benedikta (1876); Russische Idyllen (1878).

4° Leopold, Oostenrijksch bouwmeester, van 1913—’18 prof. aan de Academie van Weenen, leerling van Otto Wagner, ijvert voor zakelijke en doelmatige woningconstructie. 1872 te Jagemdorf (Oostenrijk).
5° Mari Alexander Jacques, Holl. schilder, etser, lithograaf en illustrator. 25 Januari 1846 te Den Haag, + 18 Juli 1032 te Amsterdam. Leerling van de Haagsche academie en van S. van Witzen. Rijke fantasie en bijzonder kleursentiment. Werkte in Konstantinopel, Frankrijk, Egypte en in 1896 in Engclsch-Indië, Rusland en Ned.-Indië. Hij is vooral beroemd als etser en teekenaar van Oostersche onderwerpen. Zijn graphisch werk onderscheidt zich door een virtuoos luchtig lijnenspel, een groot uitbeeldingsvermogen, een rijkdom in de compositie en beheersching van de techniek. Ook als lithograaf was hij persoonlijk en zeer sterk. Zijn composities zijn vaak zeer doorwerkt, wel overwogen, de figuren goed gearrangeerd in de omringende architectuur, groot van visie en nimmer zich al te zeer verliezend in het detail. Was ook als schilder een der belangrijkste onder de modernen. Werken van hem bevinden zich in de meeste musea van Holland.

L i t. : Marius, De Holl. schilderkunst; Jan Vcth, Notities; Alb. Plasschaert, Iloll. schilderkunst; Gram, Onze schilders in Pulchri Studio (1880-1904).

de Stuers.

6° M o r i t z, componist, dirigent en musicoloog; *8 Apr. 1875 te Hamburg. Van belang zijn de studies van B. over Schubert, in het bijzonder: Die Lieder Franz Schuberts (1 1915).
7° Peter, Duitsch Katholiek schrijver van gedichten, lebenden, novellen en letterkundige kritiek. *5 Juli 1885 te Worms.

Werken: Der heilige Bund (gedichten, 1919); Die Gotteswiese (1919); Der Organist von Silberbuchen (1921); Die Weggetreuen (1922); Das Dreigespann (1923); Der Geschwisterhof (1924).

8° Walter, Duitsch dichter van Christelijk getinte arbeidspoëzie. *4 Nov. 1904 te Merseburg. Werken: Kameraden, zu Euch spreche ich (1929); Stimmen aus dem Leuna-Werk (1930).

< >