vroeger ook ten onrechte Batavieren genoemd, een Germaansch volk, verwant aan de Kaninefaten, misschien ook aan de Chatten, vestigden zich in de eerste eeuw v. Chr. op het eiland der Bataven, de Betuwe.
Zij verspreidden zich in een niet nader te bepalen omtrek. Zij hadden een zekere beschaving bereikt, zooals blijkt uit de vondsten in de „woerden”, vluchtheuvels, die zich bevinden in de Lijmers, de Ooy bij Nijmegen, de Betuwe, Maas en Waal en schaars ten Z. van de Maas. Ook aan den Rijn in Holland en in de duinstreek. Zij kenden La Tène-aardewerk, werktuigen van been, vischnetten, bronzen vischhaken en messen, hamers van steen. Zij stonden onder Romeinschen invloed en sloten met de Romeinen een verbond. Zij hadden houten huizen en stallen, tot flinke hoeven vereenigd.
Van versterkingen tegen een vijand geen spoor, hetgeen op groote veiligheid wijst. Ook vinden wij nederzettingen op den beganen grond, die dijken veronderstellen. Hun hoofdplaats en vluchtburcht lag op de Nijmeegsche heuvels, ten O.van de tegenwoordige stad bij den Kopschen Hof. Misschien was deze burcht het door Julius Civilis in 70 n. Chr. verwoeste Oppidum Batavorum. Want de Bataven kwamen in 69 n.
Chr. in opstand tegen de Romeinen, waarbij de Kaninefaten onder Brinno zich aansloten. Het eiland der Bataven ging voor de Romeinen verloren, Aquilius alleen hield daar nog een wijle stand, Gallische en Germaansche benden sloten zich bij den opstand aan en de Rijnvloot viel Civilis in handen. Van alle kanten, ook uit vrij Germanje, kreeg hij versterking. Met deze macht sloeg hij het beleg voor Castra Vetera (Xanten) en verloor den gunstigen tijd. Een ontzettingsleger daagde op. Intussohen had de Rom. keizer Vespasianus zijn tegenstander Vitellius volkomen overwonnen.
De Romeinsche bevelhebber Vocula dwong Civilis het beleg op te breken. Een oogenblik nog keerde de kans, toen een oproer in het Romeinsche kamp tot den moord op Hordeonius Flaccus en de vlucht van Vocula leidde. Nu kwamen ook de Galliërs in opstand en de brand van Rome’s kapitool gold als het einde van Rome’s macht. Vocula, die het leger had pogen te reorganiseeren, werd door zijn soldaten vermoord, Vetera en Mogontiacum (Mainz) moesten zich overgeven. Maar de samenwerking tusschen Germanen en Galliërs liet veel te wenschen over. In het voorjaar van 70 daagden nieuwe legioenen onder Petilius Cerialis en een nieuwe vloot op.
Civilis alleen hield stand en wierp zich nog onverhoeds op Trier, dat weer in Romeinsche handen was gevallen. Hij werd tenslotte door Cerialis teruggeslagen, kon zich ook te Vetera niet handhaven, moest naar Oppidum Batavorum terugtrekken en dit opgeven, na het in brand te hebben gestoken. Nog wist Civilis eenige maanden in en om het eiland der Bataven stand te houden. Hij moest echter (op den afgebroken brug over de Nabalia, ligging onzeker) onderhandelen en eenige dagen later volgde de overgave. Sindsdien zijn de Bataven weer de trouwe bondgenooten der Romeinen. Naar hen werd Patavium (Passau) genoemd; na 480 komt hun naam niet meer voor.Bron: Tacitus, Hist. (IV).
L i t.: Blok, Gesch. van het Ned. Volk (3I, 28-34); Holwerda, Nederland’s Vroegste Gesch. (2125-142). IV.
Mulder S.J.