Epilobium (plantk.), behoorende tot de wederikachtigen (Onograceae of Oenotheraceae), is het meest voorkomende geslacht dezer familie in de Noordelijke en Zuidelijke gematigde luchtstreken. De 160 soorten groeien in moerassige en vochtige streken en bloeien in rosé tot witte tinten ; zeer zelden geel.
Het zeer algemeene wilgenroosje, Epilobium angustifolium, ook kattenstaart, slangebloem of wilde selve genoemd, groeit op vochtigen beschaduwden zandgrond en langs slooten, en bloeit van Juni tot September licht purper. In de Alpen vindt men Epilobium Duriaei, welke de mooiste is, met groote purperen bloemen. De ruigharige groote Epilobiumhirsutum, de kleinbloemige Epilobium parviflorum, en de moerasb., Epilobium palustre, zijn vrij algemeen. Zeldzaam zijn Epilobium roseum, de rosé b., en Epilobium virg a t u m, de stijve b. In Europa en Azië komt ook voor de bergb., Epilobium montanum, die een hoogte van 1 m bereikt. In West-Europa wordt in de bergwouden Epilobium lanceol a t u m aangetroffen, en op steenachtige plaatsen de 30 cm hooge Epilobium collinum. Vrij algemeen treft men aan de rose-roode Epilobium tetragonum, de zgn. vierkante b.Bouman.