is noodzakelijk bij driehoeksmeting, teneinde uit een gemeten afstand alle andere afstanden te bepalen. De b. moet daartoe zeer nauwkeurig zijn.
In het eenvoudigste geval meet men daartoe een bepaalden afstand in vlak terrein eenige malen met meetlatten. Voor grootere driehoeksnetten, bijv. bij de triangulatie van een geheel land, moet de b. nauwkeuriger uitgevoerd worden. Men meet met staven van invar; de eindstrepen worden met microscopen waargenomen. De staven zijn ca. 4 m lang en op statieven volkomen horizontaal opgesteld. De nauwkeurigheid bedraagt 1 : 2 000 000. Iets minder nauwkeurig, maar sneller, is de meting met een invar-draad (1 : 600 000).
Deze is ongeveer 24 m lang en wordt opgehangen op statieven, terwijl aan ieder einde een gewicht is bevestigd. De afstand van twee op den draad aangebrachte merken is dan afhankelijk van het gewicht; hij wordt bepaald door ijking. Bij al deze metingen moet de temperatuur in rekening worden gebracht.De oudste nauwkeurige b. was die van Snel I ius tusschen Leiden en Zoeterwoude (1621).
Jong.