Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Barthold Hendrik Lulofs

betekenis & definitie

Ned. taalkundige. * 22 Maart 1787 te Zutphen, ✝ 20 Juni 1849 te Groningen als hoogleeraar. Hij is geheel en al de leerling van Grimm, Adelung, fioffmann, Mone en de andere Duitschers, die zich voor de studie van het Middelnederlandsch zoo verdienstelijk hebben gemaakt. Maar toch kon hij niet begrijpen, waarom dezen zich juist zoo tot de M.E. voelden aangetrokken.

Doordat hij deze meening niet onder stoelen of banken stak, haalde hij zich de gerechtvaardigde, doch al te felle critiek van Jonckbloedt op den hals in De Gids (1846, I, 1-56). Na hem heeft dan ook niemand de verdediging van L’s. stelling nog op zich genomen. L. was de laatste der zgn.

Oude School.Voorn. werken: Schets van een overzigt der Duitsche taal of der Germ. taalvakken (1819); Handb. v. d. vroegsten bloei der Ned. letterk. (1845).

Lit. . v. d. Aa, Biogr. wbk. (VII); H. de Buck, De studie v. h. middelned. tot i. h. midden der 19e e. (1931, 209 vlg., alwaar verdere lit.-opg.). Offermans

< >