Barentsz - 1° Dirck, schilder. * 1534 te Amsterdam, † 1592 aldaar; ging 1555 naar Italië, was er leerling van Titiaan. In 1562 terug in A’dam, kwam hij er in hoog aanzien, kreeg vele opdrachten, o.a. voor schuttersstukken (eenige nog in Rijksmus.). Zijn kunst heeft iets provinciaals, is het gelukkigst in de groepsportretten, die wat compositie betreft een vooruitgang vertoonen op een vorige generatie.
B. was een zeer geletterd man.
Lit.: v. Mander, Groot Schilderboeck; Riegl, Das holl. Gruppenporträt in Jahrb. d. Oesterr. Kunstsamml. (XXIII 1902).
2° Willem, zeevaarder en ontdekkingsreiziger, * ca. 1550 op het eiland Terschelling, † 26 Juni 1597. Hij nam deel aan de 3 Hollandsche reizen naar de N. IJszee met het doel de N.O. doorvaart naar China en Indië te zoeken. Volgens de beschrijving, welke Plinius van N. Azië gaf en welke in dezen tijd nog opgeld deed, meende men, dat deze weg korter was en minder gevaarlijk dan die om Kaap de Goede Hoop. Bovendien wilde men de Engelschen, die in de N. zeeën ook bekend waren, vóór zijn en door het aanleggen van versterkingen zich van het monopolie over den te vinden weg verzekeren. De eerste tocht had plaats in 1594. Twee schepen waren uitgerust door de Staten van Holland en Zeeland; in het laatste gewest had vooral de koopman B. de Moucheron tot den tocht aangespoord.
De schepen stonden onder Cornelis Cornelisz. Nay en Linschoten. De stad Amsterdam zond twee schepen onder Barentsz. Door Straat Joegor vond men open water, waaruit Linschoten concludeerde, dat de weg naar China open lag. Daar dit slechts een verkenningstocht was, keerde men terug. In 1595 vertrok een expeditie van 7 schepen weer onder C. C. Nay met opperstuurman Barentsz.
Nu lag de Karische Zee zoo vol ijs, dat 15 Sept. tot den terugtocht werd besloten. De Staten van Holland gaven nu de poging op, maar stelden een premie van 25000 gld. beschikbaar. In 1596 zond Amsterdam twee schepen onder de Rijp en Heemskerk met als opperstuurman en eigenlijken leider Barentsz. Op raad van den dominee-aardrijkskundige Plancius, die meende, dat de ijsvorming van de kust af plaats had en op hoogere breedte dus ijsvrij water zou zijn, zocht men den weg meer N. en ontdekte Beren-eiland en Spitsbergen. Verschil van meening bracht beide schepen van elkaar. De Rijp, die een N. koers wilde volgen, stiet op 81° N. op zwaren ijsgang en keerde naar het vaderland terug.
Heemskerk en Barentsz omzeilden het N. van Nova Zembla, werden door het ijs ingesloten en moesten overwinteren. Hun schip was onbruikbaar geworden en het volgende jaar 14 Juni aanvaardden zij in twee open booten den terugtocht. Onderweg stierf B. aan scheurbuik. De overgeblevenen bereikten Kola, waar zij het schip van de Rijp, dat weer op een handelstocht was, aantroffen. In 1871 ontdekte de Noor Carlsen het door de Hollandsche zeelui opgerichte „Behouden Huis”.
Gerrit Veer geeft een beschrijving van de drie reizen in: „Waerachtige beschrijvinghe van drie seylagien ter werelt noyt zoo vreemt ghehoort” (Amsterdam 1698). Als cartograaf maakte Barentsz zich beroemd door de uitgave van een „Nieuwe beschrijvinghe ende Caertboeck van de Middellandtsche Zee” (Amsterdam 1595).
de Visser.