Baren, johan van - Nederlandsch agrogeoloog, * 18 April 1876 te Rotterdam, † 7 Februari 1933 te Wageningen. Werd opgeleid tot onderwijzer, in welke functie hij eenigen tijd te Rotterdam werkzaam was.
In 1899 verwisselde hij deze betrekking voor die van assistent in de mineralogie aan de polytechnische school te Delft. Na in 1902 het middelbaar examen aardrijkskunde te hebben afgelegd, werd v. B. in 1903 benoemd tot leeraar in de geologie aan de rijkslandbouwschool te Wageningen. Hij maakte de geheele ontwikkeling van dit instituut tot landbouwhogeschool mede, waarop hij in 1918 tot hoogleeraar in de geologie en mineralogie werd aangesteld. In 1916 maakte v. B. in opdracht der Ned. regeering een studiereis naar Ned.-Indië, ten einde het ontstaan en de verbetering der cultuurgronden te bestudeeren. Over deze reis verscheen een belangrijke publicatie, getiteld: Rapport betreffende een agro-geologische studiereis door Ned.-Indië. De geologie van Nederland had evenwel zijn grootste belangstelling.
Na in 1907 een algemeen werk „De vormen der aardkorst” gepubliceerd te hebben, verscheen in 1920 het eerste en in 1927 het tweede deel van zijn levenswerk „De bodem van Nederland”. Dit werk, dat oorspronkelijk bedoeld was als een herziene uitgave van Staring’s werk, is een magistraal voorbeeld van grondige literatuurkennis. Practisch alle gegevens omtrent de geologie van Nederland, in den meest uitgebreiden zin des woords, zijn hierin verwerkt. In het bijzonder verrichtte v. B. onderzoekingen over de diluviale afzettingen op de Veluwe en in den Achterhoek, terwijl hij ook over het zeer ingewikkelde lössprobleem nieuwe ideeën opperde. v. B. heeft talrijke malen bestuursfuncties bekleed in wetenschappelijke vereenigen als het Kon.
Ned. Aardr. Genootschap van Kunsten en Wetenschappen en de Vereeniging tot beoefening der Geschiedenis der Wis- en Natuurkunde. In 1929 werd hij tot buitenlandsch lid der Parijsche landbouwacademie benoemd.
Hofsteenge.