Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 01-04-2019

Banning

betekenis & definitie

Banning - 1° Henricus Adrianus, journalist. * 25 Aug. 1818 te Utrecht, ♱ 10 Jan. 1909 te Vught. Schreef ettelijke novellen en romans, vooral in de Kath.

Illustratie, waarvan hij in 1866 een van de beide eerste redacteuren werd. In het „Dompertje van den Ouden Valentijn” toonde B. zich een vaardig polemist.

L i t.: L. J. v. d. Heyden, H. A. Banning in : Nieuw Ned. Biogr. Woordenb. (III 1914); J. R. v. d. Lans, Zestig jaren Roomsche Volkslectuur in: Kath. 111. (LX 1926, 717).

2° Joannes van, aartspriester. * 16 Nov. 1766 te Amsterdam, ♱ 14 Juni 1840 te Zoeterwoude. 1791 priester gewijd, kapelaan te Middelburg; 1800 professor te Warmond, 1807—’40 pastoor te Zoeterwoude. Heeft als aartspriester van Holland en Zeeland (1824—’32) velen van zich vervreemd, v. B. heeft zich voor de kerkelijke geschiedenis verdienstelijk gemaakt o.a. door het samenstellen van een necrologie van alle geestelijken, die van 1730 tot 1830 overleden zijn in de Hollandsche missie.

L i t.: J. C. v. d. Loos, J. van Banning in: Bijdr. voor de Gesch. van het Bisdom Haarlem (XXXIX 1921, XL 1923) en in Nieuw Ned. Biogr. Woordenb. (VI 1924).

< >