Baillot - Pierre Marie François de Sales, vioolvirtuoos, componist en schrijver van methodische werken; * 1771 te Passy bij Parijs, 1842 te Parijs. De beginselen der muziek leerde hij door eigen oefening; hij was achtereenvolgens leerling van Polidori te Passy, van Sainte-Marie te Parijs (1780) en van Pollani (leerling Nardini) te Rome (1783).
In 1791 keerde hij terug naar Parijs en speelde voor Viotti, die hem een plaats bezorgde als eerste violist aan het theater Feydeau. Spoedig daarop verwisselde hij evenwel deze betrekking met eene aan het ministerie van Financiën. Hij werd steeds meer bekend door zijn concerten en men benoemde hem in 1795 als vioolleeraar aan het gereorganiseerd conservatorium; hij bestudeerde nog de theorie onder Catel, Reicha en Cherubini. In 1802 ondernam hij zijn eerste groote concertreis naar Rusland, trok van hier naar Frankrijk, Ned., Eng. en Italië, waardoor hij voorgoed zijn wereldroem als violist vestigde. 1821 werd hij eerste violist aan de Grand Opéra te Parijs, vier jaar later solo-violist aan de Koninklijke Kapel. B. had zich de beginselen van Nardini en Viotti eigen gemaakt; met Kreutzer en Rode vormde hij het hoofd van de beroemde Parijsche vioolschool. Ook richtte hij een kwartetgezelschap op, het eerste, dat in het publiek uitvoeringen gaf en dat van 1814 af als hoogste autoriteit gold ten opzichte der voordracht van klassieke werken.
Werken: L’art du violon (1834; hoofdwerk, gold langen tijd als onovertroffen); Méthode de Violon (tezamen met Rode en Kreutzer; het werk werd officieel erkend als methode van het Parijsche conservatorium; in verschillende talen vertaald). Hij redigeerde de „Méthode de Violoncelle” van Levasseur, Catel en Baudiot. Zijn composities zijn meest virtuozenstukken: 9 vioolconcerten, 30 variatiewerken, „Symphonie concertante” voor 2 violen en orkest; 24 preluden in alle toonsoorten, capricen, nocturnes voor viool, 3 strijkkwartetten, enz.
Piscaer.