Bahama-eilanden - of Lucayos-eil. (koraalriffen), een Britsche W. Indische eil.-groep tusschen Florida, Cuba en Haïti, zich uitstrekkend van N.-W. tot Z.-O. over een lengte van 1100 km, met een opp. van ± 12000 km2. Er zijn meer dan 20 groote, bewoonde, en nog een zeer groot aantal onbewoonde eil. en rotsen, die in groepen verdeeld kunnen worden.
De meest Noordelijke is die der Kleine Bahamabank. Hier liggen de eil. Groot Bahama, Groot- en Klein Abaco. Ten Z. hiervan ligt de zeer sterk verbrokkelde Groote Bahamabank met Andros, Groot Escuma, Cat en Long Island, New Providence (hoofdstad der eil. Nassau) en Eleuthera. Ten O. hiervan ligt nog Rum Cay, Conception en Watlingseil. (San Salvador of Guanahani, door Columbus in 1492 ontdekt).
In het Z.O. nog verschillende kleinere groepen: de Turks-eil. Acklin, Groot- en Klein Inagua, Crooked-eil., Caicos-eil. en Mariguana. Tusschen de eilanden zijn gevaarlijke riffen en stroomingen, die de scheepvaart bemoeilijken. De hoogte der meeste eil. ligt tusschen 60 tot 125 m. Door het uitstekende klimaat een geschikt winterverblijf o.a. voor de Amerikanen. De bodem is zoowel voor trop., subtrop. als Europ. gewassen uitstekend geschikt; wat de vruchtenteelt betreft, o.a. aanplantingen van ananas, bananen, oranje-appels, druiven, sinaasappels, tomaten, kokosnoten; verder het winnen van sisalhennep, het aanwezig zijn van waardevolle houtsoorten, o.a. op Andros, schildpadsponsen en paarlvisscherij. De geheele eil.-groep telt een bevolking van 54 à 60000 zielen (het meest negers en kleurlingen); het aantal blanken bedraagt 12000.
Hoofdplaats der Benedictijner missie van St. John (Collegeville). Een „colour line” ontbreekt (Britsch bestuur). De oorspr. bevolking is vroeger door de Spanjaarden weggevoerd voor arbeid in de mijnen. Nassau (hoofdstad) heeft kabelverbinding met Florida. De B.-e. behooren tot het aartsbisdom New York.