Avondrood - 1° In de meteorologie is avondrood of avondgloed de schemeringskleur aan den Westerhemel bij zonsondergang. Vgl. Morgenrood. zie Verstrooiing van het licht.
2° In de dierkunde heet avondrood een vlinder, behoorende tot de pijlstaarten (Sphingidae). Heet ook olifantsvlinder, doordat de rups een intrekbare slurf bezit. Deilephila (of Sphinx) Elpenor. Grondkleur der voorvleugels olijfgroen met twee mat violetroode dwarslijnen en breeden achterrand van dezelfde kleur. De teekeningen vloeien ineen. De achtervleugels zijn rozerood met zwarten wortel.
Het dikke lijf is olijfgroen met roode ruglijn en zijden. Vlucht 55—68 mm. De rups is bruin, soms groen met donkere strepen. Op ring 3,4, en 5 een witte lichtbruin gevulde halve maan. Door ineentrekken van de „slurf” ontstaat een afschrikwekkende Sphinx-kop.
De A.-rups leeft op walstroo, basterd-wederik, fuchsia, meekrap en kattestaart. Verpopt in den grond. Vlinders o.a. in Juni op azalea, kamperfoelie en welriekende nachtorchis. Niet zeldzaam. Bernink.