Autogiro - ( Gr. autos = zelf, guros = kring, bocht), Fr.: autogyre, autogiro; D.: Drehflügelflugzeug, Windmühlenflugzeug, Tragschraubenflugzeug; Eng.: gyroplane, rotatingwingaeroplane; ook: windmolenvliegtuig, tusschenvorm tusschen een normaal vliegtuig en een hélicoptère. In plaats van vaste draagvlakken, heeft de a. een draagschroef.
Een motor met normale trekschroef levert de voorwaartsche snelheid. De besturingsorganen zijn óf gelijk aan die van een normaal vliegtuig (vleugelklappen, hoogteroer, richtingsroer), óf vervangen door beweegbare monteering van de draagschroef, de zgn. directe besturing. De draagschroef bestaat uit drie of vier bladen, beweeglijk bevestigd aan een naaf (fig. 1), welke, middels een kogellagersysteem, draaien kan om een as, ongeveer loodrecht op de lengteas van de a.; deze as is vast of beweegbaar, middels een pijlerconstructie, verbonden aan den romp van de a. De bladen, die met de hand, of met een zelfaanzetinrichting, bij den aanvang van de vlucht in draaiing worden gebracht, draaien vrij door den weerstand, welken zij bij de voorwaartsche beweging van de a. van de lucht ondervinden; de draagschroef is volkomen onafhankelijk van den motor, die de trekschroef drijft. De draaiingssnelheid is practisch constant onder alle condities van de vlucht; zij varieert met den schroefvorm: 80 à 200 omwentelingen per minuut. Door de werking van de lift hebben de schroefbladen neiging om te stijgen; de scharnier-bevestiging aan de as (fig. 2) maakt, dat zij onder invloed van deze en van de middelpuntvliedende kracht draaien in het vlak van een kegel met een tophoek van ca. 172°, hetgeen vaste ligging in alle richtingen geeft. De, bij stilstaande of langzaam draaiende vierbladige schroef, doorhangende bladen worden ondersteund door kabels, terwijl kabels met schokbrekers den onderlingen stand der bladen in het vlak van draaiing beperken (hoek van speling in bedrijf ca. 8°).
De wijze van bevestiging der bladen aan de naaf verzekert een soepele en schokvrije werking. De drie-bladige draagschroef is vrijdragend en onverspannen (fig. 3). Bij verticale daling is de luchtdruk op alle bladen van de draagschroef gelijk. De betrekkelijk grootere snelheid t.o.v. de omringende lucht van een tegen den wind ingaand blad in vergelijking met een met den wind meegaand, maakt, dat bij voorwaartsche beweging de lift der bladen van oogenblik tot oogenblik verandert; doordat een blad bij grooter snelheid meer rijst, blijft de lift practisch constant en daarmede het evenwicht verzekerd. Bij de a. met onbeweegbare draagschroefas zijn de vleugelklappen bevestigd aan twee kleine draagvlakken; in dit geval leveren deze nog een klein deel van de lift.
De korte uitlooplengte van de a., die bijna verticaal daalt, is een voordeel (kleine landingsterreinen). De zelf-aanzetinrichting van de draagschroef brengt deze in een halve minuut op het vereischte aantal toeren en schakelt zich dan automatisch uit. Voor een 2-persoons a. met een gewicht van rond 500 kg en een motorvermogen van 75/85 pk zijn: grootste snelheid 165 km per uur; kleinste snelheid zonder hoogteverlies 35 km per uur; aanvangsstijgsnelheid 222 m per min; startlengte 20 m; dalingssnelheid bij een glijhoek van 40°: 3,8 m per sec; oppervlak draagschroefblad (3-bladige schroef) 3,37 m2; id. draagschroef cirkel 75 m2.
Het beginsel van de a. is ontwikkeld door een Spaansch ingenieur Juan de la Cierva in het jaar 1920; in 1932 vloog deze met een 120 pk cabine-autogiro een afstand van 2.300 km (27 Mei tot 9 Juni).
Lit.: Harold F. Pitcairn, The Autogiro, its characteristics and accomplishments (Publication 3085 Smithsonian Institution Washington D.C.); C. J. Sanders and A. H. Rawson, Book of the C 19 Autogiro (Londen, Sir Isaac Pitman and Sons Ltd.); A. Larsen, Engineering Aspects of the modern Autogiro (Journal of the Society of Automotiv Engineers, XXX 1932, nr. 6, 241-253); The autogiro (Bush house, Aldwych W. C. 2).
Koppert.