Austin, (alfred, frederic, john) - 1° Alfred, Engelsch dichter, de eenige Katholiek sedert Dryden, die Poet Laureate is geweest. * 1836 te Leeds, † 1913 te Swinford (Kent). Stud. te Stonyhurst, Oscott, Londen; advocaat in 1867; sedert 1868 journalist, vooral voor de conservatieve, imperialistische Standard.
Sedert 1880 gedichten; werd (uit deels politieke overwegingen) in 1896 Poet Laureate, als opvolger van Tennyson. Woonde sedert 1867 en stierf te Swinford Old Manor in Kent. A. heeft een sterk gevoel voor de natuur, voor traditie, voor gesch. en voor het vaderland. Veel gezond verstand en critischen zin, maar geen muziek, geen diepte en geen beeldende kracht. Daarom is zijn proza van meer beteekenis dan zijn poëzie.
Werken. Gedichten o.m. The Human Tragedy (1862, ’76, ’89, ’91); Savonarola: A Tragedy (1881); Soliloquies in Song (1882); The Conversion of Winckelman (1897); Flodden Field: A Tragedy (1903); Sacred and Profane Love (1908). — Critische werken o.m. A Vindication of Tennyson (1885); The garden that I love (1894, 1907); The Poefs Diary (1904); The Bridling of Pegasus (1910); Autobiography (2 dln. 1911).
Pompen. 2° Frédéric, operazanger (bariton) en componist. * 30 Maart 1872 te Londen. Was eerste bariton aan verschillende opera’s (o.a. Covent Garden), trad ook op in Nederland, Duitschland en Denemarken. In 1924 artistiek leider der British National Opera Co. Had veel succes met een bewerking der „Beggar’s-Opera” en haar vervolg (Polly). Componeerde voorts orkestwerken (o.a. een symphonie), vocale en instrumentale kamermuziek.
Hanekroot.3° John, Eng. jurist, prof. te Londen. * 1790, † 1869. Hij erkende alleen het wettenrecht en verwierp daarmede het gewoonterecht. In zijn omlijning der rechtsbegrippen was hij buitengewoon scherp. Voorstander van codificatie.
Werken: A Plea for the Constitution (1859); The Province of Jurisprudence determined (*1861); Lectures on Jurisprudence (2 dln. 41879).