Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 01-04-2019

Aubanel

betekenis & definitie

Aubanel - Théodore, nieuw-Provençaalsch dichter en een der leiders van de regionalistische letterkunde der Felibri in Zuid-Frankrijk. * 1829 te Avignon, ✝ 1886 aldaar. Zijn niet machtige, maar aanvankelijk innige en zuivere liefdeslyriek werd hem o.m. ingegeven door een werkelijk beleefd drama, waarbij de vrouw die hij in stilte beminde (Zàni = Johanna Manivet) als missiezuster in de congregatie van S. Vincentius a Paulo zich aan de verzorging der melaatschen ging wijden.

Toch is er ook heel wat louter letterkundige reminiscentie van de Troubadours in. Later verruwde deze lyriek tot dikwijls aanstootelijke verheerlijkingen van den vleeschelijken lust (Li Fiho d’ Avignoun), waarvan hij de ergste, op bisschoppelijk verzoek, als geloovig Christen, later verloochende. A. waagde zich ook aan het drama (o.m. Lou pan dóu pecat, Het brood der zonde 1882).

Hoofdwerken: La mióugrano entre-duberto (de hall-open granaatappel 1860): Lou reire-souleu (de zon van het hiernamaals 1899). — Lit.: L. Legré, Th. A. (Parijs 1894); N. Welter, Un chantre provençal de la Beauté (Avignon 1905). Baur.

< >