Atimia - (Gr.), eerloosheid. In de oudste Gr. rechtspraak: de straf om zonder boete te sterven.
Sedert het einde der 5e eeuw v. Chr.: het derven van politieke rechten, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk; tijdelijk of levenslang. De a. kon op de erfgenamen overgaan.
Davids.