Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Aristeas

betekenis & definitie

Aristeas - 1° Gr. dichter uit Proconnesus (6e eeuw v. Chr.?), bij de Grieken beroemd als wonderdoener, evenals Abaris, Epimenides e.a. Hem werd ook het (verloren) epos: Arimaspeia toegeschreven: De Arimaspen, een mythisch volk in N.Europa gelocaliseerd, werden er éénoogig voorgesteld en leefden in bestendigen strijd met de griffoenen, die gouden schatten bewaakten. Zij hadden de Issedonen verdrongen, dezen op hun beurt de Scythen, dezen weer de Cimmeriërs: aldus werden de invallen der Cimmeriërs in Azië verklaard. V. Pottelbergh.

2° Een beeldhouwer uit Aphrodisias in Carië (begin 2e eeuw n. Chr.), die samen met zijn landgenoot Papias naar oudere voorbeelden een Centaur in zwart marmer copieerde. Het beeld werd in de villa van keizer Hadrianus te Tivoli gevonden. Knipping.
3° Joodsch geschiedschrijver der 2e eeuw v. Chr., op wiens naam de zgn. Brief van Aristeas (zie onder) gezet is.
~Brie! van Aristeas, een apocryph, waarin o.a. verhaald wordt, hoe het Hebr. O. T. in het Grieksch (•> Septuagint) is vertaald. Waarschijnlijk is het opgesteld ± 80-63 v. Chr.

Uitg. en 1 it.: E. Kautzsch, Die Apokryphen und Pseudepigraphen des Alten Testaments (II Tübingen 1900,1 vlg.); R. H. Charles, The Apocrypha and Pseudepigrapha of the Old Testament (II Oxford 1913, 83 vlg.); R. Tramontano, La lettera di Aristea a Filocrate (Napels 1931). Greitemann.

< >