Areópagus - Aresheuvel ten N.W. van de Acropolis te Athene. De raad, die daar zijn zetel had, was aanvankelijk het hoogste regeerings-college in den staat. Leden: oud-archonten tot hun dood. De a. had de zorg voor het naleven der wetten, het toezicht op de ambtenaren, behandelde de voornaamste staatszaken en was de hoogste rechtbank inzake moord met voorbedachten rade, verwonding met opzet om tc dooden, brandstichting en vergiftiging met doodelijken afloop.
De a., zeer oud — Aeschylus brengt het ontstaan in verband met het proces van Orestes — dankte uitbreiding van zijn macht als politiek gerechtshof aan Solon. Door het feit, dat in den oorlog tegen de Perzen, vooral omstreeks den slag bij Salamis, van de regeeringscolleges alleen de a. tegen de moeilijkheden opgewassen bleek, ging de leiding van den staat op de a. over. In 462 v. Chr. en volgende jaren werd de macht beperkt op voorstel van Ephialtes, Archestratus en Pericles. Daarna is de a. ongeveer uitsluitend gerechtshof voor moordzaken; daarbij: toezicht op zaken van den godsdienst en op de olijfboomen, aan Athene gewijd. Of de a. in dien tijd de rechtbank was voor asebeia is twijfelachtig; het toezicht op de zeden, op opvoeding en onderwijs was beperkt. Het groote moreele aanzien van den a. bleef echter bewaard.
Niet zelden werd ook toen de a. door het volk met het gerechtelijk onderzoek in belangrijke zaken belast. Toen Athene door deelneming aan den Lamischen oorlog zijn zelfstandigheid verloor (322 v. Chr.), bleef de a. met raad en volk de vertegenwoordiging van den staat. Op den a. hield St. Paulus een rede over den onbekenden God (Act. 17, 22 vlg). Onder de bekeerlingen was Dionysius de Areopagiet. Sporen van de steenen zetels op den a. zijn nog te zien, o.a. de steenen, waarop de aanklager en de beklaagde zaten. Damds