Arbeidsinspectie - In Nederland. Geschiedenis en organisatie. Een deel van de mislukking der Kinderwet-van Houten 1874 moet op rekening worden geschoven van het ontbreken van een zelfstandig en deskundig corps ambtenaren, dat de naleving kon verzekeren.
In de Arbeidswet-1889, die in 1890 in werking trad, heeft men, schoon aarzelend, de fout goed gemaakt. Men vreesde voor een „leger van ambtenaren” en daarom werd in deze wet (waarin de Arbeidsinspectie haar regeling kreeg en tot heden heeft behouden) toegestemd in de aanstelling van „ten hoogste drie” inspecteurs van den arbeid.
De eerste uitbreiding kwam, toen in 1896 de Veiligheidswet werd ingevoerd. Het aantal inspecteurs werd uitgebreid tot zes en aan iederen inspecteur werd een adjunct-inspecteur toegevoegd.
In 1900 werd het aantal inspecties (districten) tot negen uitgebreid. In 1916 werd een afzonderlijke Inspectie van den Havenarbeid gemaakt. In 1917 werd het aantal inspecties (dus buiten de Haveninspectie) op tien, in 1922 op elf gebracht.
Het personeel werd gestadig uitgebreid. Het omvatte in 1931: 13 hoofdinspecteurs, 45 inspecteurs en verdere technische ambtenaren, 37 controleerende ambtenaren, 89 administratieve ambtenaren. De laatste uitbreiding, in 1929, hield verband met het feit, dat de Arbeidswet ook voor de winkels in werking trad.
Zeer belangrijk was de centralisatie, die in 1909 minister Talma bracht, die de Arbeidsinspectie (waaronder de Haveninspectie) onder een directeur-generaal bracht. Deze directeur-generaal beschikt over een belangrijk bureau, waarin behalve administratieve ambtenaren, ook zijn opgenomen inspecteurs, twee geneeskundigen, een electrotechnisch ingenieur en een scheikundig ingenieur.
Zeer belangrijk zijn de uitgaven, die de Arbeidsinspectie verzorgt. Vooreerst het Centraal Verslag der Arbeidsinspectie, dat jaarlijks verschijnt met een schat van gegevens over het bedrijfsleven. Verder kwamen er een aantal rapporten, o.a. over: het leven der polderjongens, den fabrieksarbeid der gehuwde vrouwen, de gedwongen winkelnering, de huisindustrie, enz.
Werkzaamheden. In ieder district heeft het hoofd de zorg voor de naleving van Arbeidswet, Veiligheidswet, Steenhouwerswet, Phosphorluciferswet en Caissonwet. De Inspecteur van den Havenarbeid zorgt voor de naleving van de Stuwadoorswet.
Verder houdt de Arbeidsinspectie zich op de hoogte van het geheele gebied van den arbeid; alles, wat op dat gebied in ons land voorvalt, heeft haar volle aandacht. De belangrijke publicaties bewijzen dat. De Arbeidsinspectie bemoeit zich niet met het toezicht op stoomtoestellen, de dienstvoorwaarden van het spoorwegpersoneel en den mijnarbeid. Hierin is op andere wijze voorzien. De sociale verzekering en de arbeidsbemiddeling vallen ook geheel buiten de sfeer van haar bemoeiing.
De Arbeidsinspectie bezoekt fabrieken en werkplaatsen, winkels, apotheken enz. om te controleeren of de wetten worden nageleefd en om voorschriften te geven voor wat de werkgever in het belang van gezondheid en veiligheid der arbeiders heeft te verrichten. Het werk is zoo omvangrijk, dat, ondanks de aanzienlijke uitbreiding van het corps, de bezoeken lang niet regelmatig kunnen plaats hebben. In 1930 werden door de ambtenaren 111 152 bezoeken gebracht. Van de 130 207 fabrieken en werkplaatsen werden in 1930: 49 380 bezocht! Het zal dus heel wat hoofdbrekens kosten om een goede controle in stand te houden, bij het zich uitbreiden der werkzaamheden (alleen al voor de Arbeidswet) over arbeid buiten localiteiten, arbeid in winkels, kantoren, apotheken enz. Zonder georganiseerde medewerking van het bedrijfsleven zal op den duur een goede controle wel niet mogelijk zijn. Zie Bedrijfsorganisatie.
De centrale arbeidsinspectie, dus het bureau van den Directeur-Generaal van den Arbeid, heeft te waken voor gelijkmatige toepassing der wettelijke voorschriften in de verschillende districten; zij staat de districtshoofden bij in medische, electrotechnische en chemische onderwerpen; zij leidt onderzoekingen naar bepaalde onderwerpen, publiceert de uitkomsten en zij stelt de jaarverslagen vast. Bovendien heeft de Directeur-Generaal als adviseur van den minister vele bemoeiingen: medewerking aan wetgevenden arbeid, en het geven van advies in Hinderwetberoepen en beroepen tegen voorschriften en eischen, welke door districtshoofden opgelegd zijn.
Lit.: Sociaal Jaarboek van Nederland (I 1918); Dr. A. H. W. Hacke, De sociaal-economische beteekenis der Arbeidswet.
Veraart.
In België. De a. is voorzien door de wet van 5 Mei 1888, en haar werking werd nader bepaald door een aantal latere wetten en Kon. Besluiten. Het toezicht op den arbeid in de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen wordt uitgeoefend door de ingenieurs van de mijnen, en door de arbeidsopzieners. De ingenieurs van de mijnen zijn bevoegd voor wat betreft de mijnen en de daarmee verwante inrichtingen; zij worden bijgestaan door werklieden-afgevaardigden bij het toezicht ter mijnen. Behalve de fabrieken en magazijnen van ontplofbare stoffen (die een bijzonder personeel van inspecteurs bezitten) staan de andere nijverheidsinstellingen onder het toezicht van de gewone arbeidsopzieners (ingenieurs). De opzieners hebben een dubbele taak te vervullen; een van gerechtelijke politie en een van administratieven aard. Zij hebben o.m. het recht om de aan de wet onderworpen inrichtingen te schouwen, zich inlichtingen te doen verschaffen, processen-verbaal op te maken en, in bepaalde gevallen, de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen te doen sluiten.
Buiten deze a. bestaat er sedert het Kon. Besluit van 25 Juni 1919 een geneeskundige dienst van den arbeid, uitgeoefend door geneeskundigen, wier toezicht beperkt is tot alles, wat de gezondheid van de arbeiders betreft. Bij de geneeskundige a. behoort eveneens de zorg voor de gezondheid van de jonge arbeiders, voorzien door het Kon. Besluit van 1 Juni 1920.
Lit.: H. Velge, Eléments de droit industriel belge (II 1927).
Vertessen.
Arbeidsinspectie in N. I., in 1904 ingesteld, onderdeel van het Dept. van Justitie, heeft tot taak de controle van de uitvoering der Koelie- en Wervingsordonnanties.