(La Valette), Jezuïet. * 21 Oct. 1709 te Murtin (Fr.), ✝ 13 Dec. 1767 te Toulouse. Belast met het financieel beheer der missie in de Fransche Antillen, trachtte hij de missie te steunen door bebouwing der plantages op Martinique; liet zich verleiden tot geldelijke speculaties, waarin hij de voorschriften zijner Orde en van het Kerkelijk recht overschreed. In 1756, tijdens den Fr.-Eng. oorlog, werden twee schepen, die de producten naar Europa brachten, buitgemaakt en de plantages door storm vernield; de bank te Parijs, waar hij kapitaal geleend had, failleerde en vorderde het geld terug.
De zaak kwam voor de rechtbank te Marseille. Het parlement van Parijs werd er in betrokken en stelde de geheele Orde aansprakelijk. Toen de generaal, pater Ricci, die aansprakelijkheid afwees, zich beroepend op de Constituties der Orde, werd door het parlement onderzoek der Constituties gelast.
Dit leidde tot veroordeeling der Orde en was een der oorzaken van haar opheffing in Frankrijk in 1764.Lit.: Rochemonteix, Ant. de La Valette à la Martinique (Parijs 1907); De Jonge, De orde der Jezuïeten (II, 248-252, 270, 280) ; A. de B., Jezuïetengruwelen (332-336) (Ned. bewerking van Duhr, Jesuiten-Fabeln); Koch, Jesuiten-Lex. (1078-1082). v.Hoeck.