Anthropomorphieten - (Gr. anthroopos = mensch, morphè — vorm) meenden, dat God een menschelijke gedaante had, met beroep op de H. Schrift : God schiep den mensch naar Zijn beeld en gelijkenis. Ook de andere teksten der H. Schrift, waarin menschelijke eigenschappen en handelingen aan God worden toegeschreven, vatten zij geheel letterlijk op. De dwaling werd aanvaard door de Audianen (genaamd naar den geëxcommuniceerden monnik Audius, f 372) in Syrië in de 4e eeuw en vervolgens in Egypte. Zij werd weerlegd door verschillende kerkvaders, maar Epiphanius, Augustinus, Cyrillus van Alexandrië zijn minder scherp tegenover hen dan tegenover andere ketters en wijten het aan naïveteit.zie > Anthropomorphisme.
Lit.: Dict. Théol. Cath. (I 1370 vlg.). Franses.