Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Antennen

betekenis & definitie

Antennen - ( Lat. antenna) (bij dieren), voelers, tasters, sprieten; parige, gelede ledematen aan den kop bij geleedpootige dieren; twee paar bij kreeften, een paar bij duizendpooten en insecten. Zij dragen de tast- en reukorganen en dienen soms, zooals bij eenige kreeften, als roeiorganen. Zeer sterk zijn de reukorganen ontwikkeld. Op de a. van een meikever werden 60 000 reukkegeltjes in groefjes geteld.

De reukkegeltjes bezitten een uiterst dim chitinelaagje en zijn met zenuwvezels verbonden. De vorm der a. kan zeer verschillend zijn: knotsvormig, geknikt, geveerd, kam-, borstel- en draadvormig. Willems.

< >