Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Anslo

betekenis & definitie

Anslo - Rcyer, dichter, * 1626 te Amsterdam, ♱ 1669 te Perugia aan de pest. Begaf zich tegen Sep tember 1649 naar Rome, blijkens zijn gedicht: Afscheyt van Amsterdam . Eerst Doopsgezind, werd hij daar Paschen 1650 Katholiek. Hij verkeerde er in de Ned. kunstenaarskringen, vooral onder schilders, en vond bescherming aan het pauselijk hof en bij Christina van Zweden. Be halve Ned. schreef hij ook Latijnsche gedichten.

Hoewel te vaak Pamastaal gebrui, kend, volgde hij soms Vondel en Hooft verdienstelijk na. Zijn treurspel: Parijsche Bruiloft (1649), vaak opgevoerd, is nog anti-Katholiek. In R. Ansloos Poezy (Rotterdam 1713) verzamelde Joan de Haes neer veel van zijn werk.

Lit.: Dr. II. H. Knippenberg, Reyer Anslo. Zijn leven en letterkundig werk (1913); Idem, in Van onzen Tijd (XVI 1915) en Bijblad van Taal en Letteren (1916).

Knippenberg.

< >