Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Annatcn

betekenis & definitie

Annatcn - ( Lat. annata == jaarlijksche opbrengst).

In ruimeren zin genomen vallen daaronder al die bedragen, welke bij verleening van kerkelijke beneficies den paus of de Romeinsche curie toekomen. Te onderscheiden zijn dan:

1° annaten in engeren, eigenlijken zin; deze dienen den paus te worden gegeven bij verleening van l a g e re beneficies (de zgn. niet-consistoriale beneficies, welke door den paus buiten het consistorie worden verleend), t.w. beneficies beneden het bisschopsambt, zooals vooral parochies. Worden ook a. Bonifatianae genoemd, wijl paus Bonifatius IX (1389—1400) het geven ervan — dat overigens toen al lang gebruikelijk was — tot vasten regel heeft gemaakt; zij bedragen de helft der opbrengst van één jaar van het verleende beneficie.
2° Servitia communia, welke bij verleening van h o o g e r e beneficies (de consistoriale beneficies), als bisdommen, belangrijke abdijen, behooren te worden afgestaan, de opbrengst van een vol jaar bedragend, waarvan vroeger de eene helft aan den paus, de andere helft aan de gezamenlijke kardinalen kwam.
3° Servitia minuta, een belasting ten bedrage van 31/2% der opbrengst van één jaar, welke de verkrijger van het beneficie ten gunste der beambten van de pauselijke kanselarij had te betalen.
4° Quindennia, een belasting, eens in de 15 jaar geheven van alle met geestelijke vereenigingen verbonden beneficies.

De a. (in ruimeren zin) hebben zich ontwikkeld uit het in de 11e eeuw opgekomen gebruik, dat bij verkrijging van een beneficie de begiftigde de opbrengst van het eerste jaar aan de kerk, den patroon of voor liefdadige doeleinden afstond; sedert de 13e eeuw reserveerden de pausen deze opbrengsten van het eerste jaar meer en meer voor zichzelf, al stonden zij het recht op deze bedragen toch ook vaak weer aan bisschoppen of ook wereldsche vorsten af. Spoedig ontstond er hevig verzet tegen de verplichting tot betalen der a., hetgeen er toe leidde, dat op de kerkvergadering van Constanz (1414—1418) de eigenlijke a. werden afgeschaft, en op de kerkvergadering van Bazel (1431—1437) ook de servitia; beide soorten werden evenwel bij het concordaat van Weenen (1448) wederom ingevoerd.

Heden ten dage bestaan de eigenlijke a. buiten Italië en omliggende eilanden niet meer; vandaar geldt de bepaling van can. 1482 C.I.C., dat de halve annaten in streken, waar ze thans nog bestaan, gehandhaafd dienen te blijven en de erop betrekking hebbende bijzondere rechtsbepalingen behooren te worden nageleefd, practisch alleen nog maar voor Italië en omliggende eilanden. De servitia Communia bestaan daarentegen ook tegenwoordig nog wel in vele andere landen, doch zijn over het algemeen tot geringe bedragen verminderd.

L i t.: J. P. Kirsch, Annates, in Dictionnaire d’histoire et de géographie ecclésiastique (III 1924).

Schweigman.

< >