Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Andriessen

betekenis & definitie

Andriessen - 1° Anth., Nned. landschap- en figuurschilder der 18e eeuw. Broer en leerling van Jurr. A. Leermeester van Troostwijk. 1726 te Amsterdam, f 1813 aldaar.

2° Chr,, Nned. schilder van landschap, stadsgezicht, historie en genre. Zoon en leerling van Jurr. A. 1775 te Amsterdam.
3° Hendrik, genaamd manke Heyn. Ned. schilder van uiterst zeldzame, vrij goede stillevens. Een geteekende en gedateerde (1635) Vanitas kwam voor op een auctie van 1885, een andere op de tentoonst. ,,Het Stilleven” te A’dam, 1933. te Antwerpen, † 1655 in Zeeland.
4° Hendrik Franciscus, componist en organist. 17 Sept. 1892 te Haarlem. Ontving het eerste muziekonderricht van zijn vader, den organist N. H. Andriessen, en van zijn broeder Willem. Was aanvankelijk journalist, nam echter in 1913 het besluit, zich geheel aan de muziek te wijden. Ging orgel studeeren bij Louis Robert en bezocht daarna het Conservatorium te Amsterdam. Zijn voornaamste leeraren waren J. B. de Pauw en Bernard Zweers. In 1916 einddiploma. Veel invloed op zijn ontwikkeling en zijn denkbeelden had daarna de omgang met Alfons Diepenbrock.

Vooral in zijn eerste werken is deze invloed merkbaar, terwijl later een duidelijk streven naar vrijheid en eigen stijl opvalt. A. werd na zijn studiejaren achtereenvolgens benoemd tot organist aan de St. Josephskerk te Haarlem, tot leeraar aan het Conservatorium te Amsterdam voor harmonieleer en analyse, tot leeraar voor orgelspel aan de Kath. Kerkmuziekschool te Utrecht. A. treedt als organist meermalen op. Als componist is A. romaansch georiënteerd en maakt hij, zonder tot de uiterst-geavanceerde richting te behooren, gaarne gebruik van de nieuwere compositorisch-technische werkwijzen.

Werken: voor orgel: Toccata, Drie Choralen (1917), Sonata da chiesa (1926), Tassacaglia (1930). Kamermuziek: Violoncel-Sonate (1926), Suite voor viool en piano (1929), Viool-sonate (1931). Vele liederen, waaronder met orkest; o.a. de cyclus l’Attante mystique, de cyclus met orgel: Miroir de peine. Een klein oratorium: l’Histoire de l’enfant de Dieu (1917). Voor orkest: symphonie (1930). Voor A.’s kerkelijke werken, zie Nieuwe Nederl. Kerkmuziek.

5° Jurriaan, Nned. schilder der 18e eeuw van portret, allegorie, arcadische landschappen, tooneeldecors, wandbehangsels; had met Is. Schmidt een tapijtfabriek. 1742 te A’dam, † 1819 ald. Leerling van Eliger en J. M. Quinckhardt; als regent van de Teekenacademie vormde hij veel leerlingen, o.a. Troostwijk. Het Rijksmuseum bezit zijn zelfportret.

Lit.: v. d. Eynde en v. d. Willigen.

6° Willem, pianist van veelzijdigmuzikale beteekenis; ontwikkelde in harmonisch evenwicht virtuoze techniek en persoonlijke artisticiteit. Treedt in alle beduidende plaatsen van Ned. op; speelde ook in Parijs, Berlijn, Leipzig, Keulen, Hannover, Frankfort en andere plaatsen in het buitenland. In nauw verband met zijn pianistische kunst componeerde hij cadenzen bij Beethovens 3e en 4e Piano-concert en Mozarts A dur- en c moll-concert. A. publiceerde in Caecilia-Muziekcollege o.a. een analytische studie over de Sonatine van Ravel en een artikel ,,Over Pedaal-notatie”. Onafhankelijk van zijn pianistische prestaties zijn Andriessens composities. In zijn studie-jaren ontstond een piano-concert, maar in den loop van den tijd componeerde A. vele liederen, een openluchtspel „Willem van Holland” en een Missa voor soli, gemengd koor en orkest, die als zijn hoofdwerk mag gelden.

De lyrische aard van A., welke zich bij het klavierspel door de subtiliteit van aanslag kenmerkt, manifesteert zich in zijn Missa in grootere lijnen. 1887 te Haarlem; eerste onderricht van zijn vader; daarna Conservatorium Amsterdam, piano bij J. B. de Pauw; Bernard Zweers voor compositie. Verwierf in 1908 den Prijs van Uitnemendheid; was de eerste pianist in Nederland die dezen prijs kreeg. Van 1910—’18 leeraar aan het Kon. Conservatorium te Den Haag, van 1918—’24 aan de Muziekschool der Mij. tot Bev. der Toonk. te Rotterdam. In 1924 volgde hij zijn leeraar De Pauw op aan het Conservatorium te Amsterdam.

< >